Het minimumloon 2021 voor volwassenen vanaf 21 jaar is € 1.684,80 per maand, € 388,80 per week en € 77,76 per dag. Dit minimumloon is geldig in de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021.
Het Minimumloon is het loon dat je minimaal moet betalen aan je werknemers. De hoogte van het minimumloon wordt ieder halfjaar aangepast.
Het wettelijk minimumloon geldt voor alle medewerkers van 21 jaar en ouder. Voor werknemers die jonger zijn is er het minimum jeugdloon. Dit is een percentage van het minimumloon.
Als werkgever bent u verplicht het minimumloon te betalen. De regels voor het minimumloon staan in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Volwassenen vanaf 21 jaar en minimum jeugdloon voor 20 jaar, 19 jaar, 18 jaar en jonger
Leeftijd: | Per maand: | Per week: | Per dag: |
---|---|---|---|
Minimumloon 21 jaar en ouder | € 1.684,80 | € 388,00 | € 77,76 |
Minimumloon 20 jaar | € 1.347,85 | € 311,05 | € 62,21 |
Minimumloon 19 jaar | € 1010,90 | € 233,30 | € 46,66 |
Minimumloon 18 jaar | € 842,40 | € 194,40 | € 38,88 |
Minimumloon 17 jaar | € 665,50 | € 153,60 | € 30,72 |
Minimumloon 16 jaar | € 581,25 | € 134,15 | € 26,83 |
Minimumloon 15 jaar | € 505,45 | € 116,65 | € 23,33 |
LEEFTIJD | 36 UUR PER WEEK | 38 UUR PER WEEK | 40 UUR PER WEEK |
---|---|---|---|
21 jaar en ouder | 10,80 | 10,24 | 9,72 |
20 jaar | 8,65 | 8,19 | 7,78 |
19 jaar | 6,49 | 6,14 | 5,84 |
18 jaar | 5,40 | 5,12 | 4,86 |
17 jaar | 4,27 | 4,05 | 3,84 |
16 jaar | 3,73 | 3,54 | 3,36 |
15 jaar | 3,25 | 3,07 | 2,92 |
Voor werknemers van 18, 19 of 20 jaar die een arbeidsovereenkomst hebben vanuit de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) gelden lagere minimumloonbedragen.
Dit zijn de BBL-bedragen vanaf 1 januari 2021:
Leeftijd: | Per maand: | Per week: | Per dag: |
---|---|---|---|
20 jaar (BBL) | € 1.036,15 | € 239,10 | € 47,82 |
19 jaar (BBL) | € 884,50 | € 204,10 | € 40,82 |
18 jaar (BBL) | € 766,60 | € 176,90 | € 35,38 |
Normenbrief 1 januari 2021 – online
Nieuwsbrief Loonheffingen 2021
Rekenregels per 1 januari 2021
Percentages Zvw 2021 en maximum bijdrage-inkomen bekend
De Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) is op 5 februari 2019 aangenomen door de Tweede Kamer en op 28 mei 2019 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer aanvaard. De meeste onderdelen van de Wab, waaronder premiedifferentiatie WW, zijn per 1 januari 2020 in werking getreden. Het document vindt u hier of op rijksoverheid.nl.
Kennisdocument Premiedifferentiatie WW
In dit Kennisdocument wordt ingegaan op de nieuwe wet- en regelgeving met betrekking tot premiedifferentiatie WW.
In de nieuwe versie is verduidelijkt hoe u de uitzondering voor de BBL-leerling moet toepassen. De lage WW-premie geldt pas als de praktijkovereenkomst is ondertekend door alle betrokken partijen. Deze informatie leest u bij vraag 2.8 onder b.
U kunt nu versie 1.4 van het ‘Kennisdocument premiedifferentiatie WW ’ downloaden via rijksoverheid.nl.
Kennisdocument Premiedifferentiatie WW versie 1.4-pdf
Bij een volledig dienstverband is het wettelijk brutominimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder vanaf 1 januari 2021:
wettelijk minimumloon -WML- 2021-januari
Uitgangspunt van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is dat de algemene welvaartsontwikkeling zo mogelijk ook tot uitdrukking moet komen in de inkomens van werknemers met een minimumloon en uitkeringsgerechtigden. Dit uitgangspunt is vervat in de hoofdregel van artikel 14 van de WML, dat uitgaat van een koppeling van het minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde contractloonontwikkeling.
Afwijking van de hoofdregel is mogelijk indien sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling, dan wel volumeontwikkeling in de sociale zekerheidsregelingen (artikel 14, vijfde lid, WML). De toelichting bij dit artikellid geeft aan dat de afwijkingsgronden actueel zijn indien de verhouding tussen inactieven en actieven, de zogenaamde i/a-ratio, de daarvoor geldende norm overschrijdt. Op grond van de Macro Economische Verkenning (MEV) 2021 van het Centraal Planbureau (CPB) lijkt dit voor 2021 niet het geval.
In artikel 14, eerste tot en met derde lid, van de WML, wordt de aanpassing van het minimumloon geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid, zoals dat door het CPB wordt berekend.
Het aanpassingspercentage is, conform hetgeen wettelijk is geregeld, als volgt vastgesteld. Uitgangspunt is de helft van de CPB-raming voor de contractloonstijging in 2021 zoals deze is gepubliceerd in de MEV 2021. Dit is 0,5 x 1,288 = 0,644. Dit bedrag wordt aangepast aan het zogenaamde na-ijleffect uit het voorafgaande jaar (artikel 14, eerste lid, onder b). Dat is het verschil tussen de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor 2020, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan uit april 2020, was geraamd en de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor 2020 blijkens bekendmaking in de Macro Economische Verkenning uit september 2020, nader is geraamd. Dit verschil bedraagt -0,376. Het onafgeronde aanpassingspercentage komt daarmee op 0,268. Het (onafgeronde) wettelijk minimumloon, zoals berekend voor de aanpassing per 1 juli 2020, wordt verhoogd met dit percentage.
Na de (wettelijke) afronding bedraagt het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2021 € 1.684,80 per maand, € 388,80 per week en € 77,76 per dag. Het aanpassingspercentage na afronding is 0,29. De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen zijn geregeld in het Besluit minimumjeugdloon. Het wettelijk minimumloon voor volwassenen en de wettelijk minimumjeugdlonen bedragen daarmee:
Leeftijd | Staffeling | Per maand | Per week | Per dag |
---|---|---|---|---|
21 jaar en ouder | 100% | 1.684,80 | 388,80 | 77,76 |
20 jaar | 80% | 1.347,85 | 311,05 | 62,21 |
19 jaar | 60% | 1.010,90 | 233,30 | 46,66 |
18 jaar | 50% | 842,40 | 194,40 | 38,88 |
17 jaar | 39,5% | 665,50 | 153,60 | 30,72 |
16 jaar | 34,5% | 581,25 | 134,15 | 26,83 |
15 jaar | 30% | 505,45 | 116,65 | 23,33 |
Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) gelden alternatieve staffels, die zijn vastgesteld in het Besluit minimumjeugdloon. Voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 20 jaar gelden bovenstaande bedragen. In afwijking van bovenstaande gelden voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar de hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen:
Leeftijd | Staffeling BBL | Per maand | Per week | Per dag |
---|---|---|---|---|
20 jaar | 61,50% | 1.036,15 | 239,10 | 47,82 |
19 jaar | 52,50% | 884,50 | 204,10 | 40,82 |
18 jaar | 45,50% | 766,60 | 176,90 | 35,38 |
Volgens artikel 12 van de WML is het minimum(jeugd)loon naar evenredigheid lager indien de werknemer een kortere arbeidstijd is overeengekomen dan de normale arbeidsduur. Dit is bijvoorbeeld het geval bij deeltijdarbeid.
De minimumloonbedragen worden uitgedrukt in bedragen per maand, per week en per (werk)dag. Een uniform wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector gebruikelijk is voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.
Naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer worden de afgeleide minimumuurlonen bij deze normale arbeidsduren in de toelichting gepubliceerd.1 Onderstaand schema geeft de afgeronde brutobedragen per uur aan, berekend op basis van het wettelijk minimumweekloon bij een arbeidsduur van respectievelijk 36, 38 en 40 uur per week.
Afgeleid bruto minimumloon per uur na afronding (naar boven) per 1 januari 2021 bij een gebruikelijke arbeidsduur van 36, 38 en 40 uur is gepubliceerd in de volgende tabel. Hierbij wordt bij de afronding gebruik gemaakt van een afronding naar boven, om te voorkomen dat er onbedoeld een betaling ontstaat die lager is dan het wettelijk minimumloon zoals vastgesteld in artikel 1 van deze regeling. Hierbij dient te worden vermeld dat alleen de vastgestelde bedragen in artikel 1 van deze regeling het wettelijk minimumloon betreffen en rechtens geldig zijn.
Bruto minimumloon per uur per 1 januari 2021 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:
Leeftijd | 36 uur per week | 38 uur per week | 40 uur per week |
---|---|---|---|
21 jaar en ouder | 10,80 | 10,24 | 9,72 |
20 jaar | 8,65 | 8,19 | 7,78 |
19 jaar | 6,49 | 6,14 | 5,84 |
18 jaar | 5,40 | 5,12 | 4,86 |
17 jaar | 4,27 | 4,05 | 3,84 |
16 jaar | 3,73 | 3,54 | 3,36 |
15 jaar | 3,25 | 3,07 | 2,92 |
Bruto minimumloon per uur voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een bbl per 1 januari 2021 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:
Leeftijd | 36 uur per week | 38 uur per week | 40 uur per week |
---|---|---|---|
20 jaar | 6,65 | 6,30 | 5,98 |
19 jaar | 5,67 | 5,38 | 5,11 |
18 jaar | 4,92 | 4,66 | 4,43 |
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt de hoogte van het wettelijk minimumloon elk jaar opnieuw vast op 1 januari en 1 juli.
Alle bedragen en een toelichting leest u in de Staatscourant van 7 oktober 2020.
Op rijksoverheid.nl staat een rekenhulp om het juiste minimumloon te berekenen.
Minimumloon per 1 juli 2020
Wat doet ons minimumloon in vergelijking met de EU
Subsidieregeling praktijkleren 2019
Voorschotregeling subsidie praktijkleerplaatsen mbo
Steeds minder onnodige regels voor ondernemers
Het kabinet heeft maatregelen afgekondigd in verband met het coronavirus. Werkgevers kunnen als gevolg hiervan te maken hebben met gedwongen sluiting van 16 maart 2020 tot en met 19 mei 2020. De hoogte van de subsidie praktijkleren is afhankelijk van het aantal weken dat een leerbedrijf een BBL-student begeleidt. Voor werkgevers die te maken hebben met gedwongen sluiting tot en met 19 mei brengt RVO de weken waarin zij de BBL-studenten niet konden begeleiden, niet in mindering op de subsidie. Ditzelfde geldt voor bedrijven die weliswaar niet gedwongen gesloten waren, maar die toch moesten sluiten, omdat voortzetting van het bedrijf, met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM, niet verantwoord was.
De subsidie is een tegemoetkoming voor de kosten die een werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. Ook is de subsidie een tegemoetkoming in de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio). U vraagt de subsidie na afloop van de begeleiding aan.
De subsidieregeling richt zich vooral op:
U krijgt beter opgeleid personeel en zij zijn beter voorbereid op de arbeidsmarkt.
Tot 2023 stelt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) jaarlijks subsidie beschikbaar. De verdeling van het budget over de onderwijscategorieën in 2020 is als volgt:
Categorie | Bedrag |
Vmbo/VSO/PRO | € 1,3 miljoen |
Mbo | € 194,8 miljoen |
Hbo | € 4,0 miljoen |
Promovendi/toio’s | € 2,8 miljoen |
Het maximale subsidiebedrag is € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. RVO.nl neemt alle tijdig ingediende aanvragen in behandeling. Bij een overschrijding van het beschikbare subsidiebudget per onderwijscategorie verdelen we het budget evenredig over de ingediende aanvragen in die categorie.
De Subsidieregeling praktijkleren wordt in de studiejaren 2019/2020 tot en met 2021/2022 uitgebreid met een extra compartiment. Erkende leerbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie kunnen bovenop de gebruikelijke subsidie praktijkleren een extra subsidiebedrag aanvragen als zij een bbl leerplek aanbieden.
Vanaf het studiejaar 2019/2020 is hiervoor € 10,6 miljoen per studiejaar beschikbaar. Bij de aanvraag van het basisbedrag van de Subsidieregeling praktijkleren moet het erkende leerbedrijf melden of het behoort tot de sector landbouw, horeca of recreatie.
De toeslag voor erkende leerbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie is voor de komende 5 jaar beschikbaar (tot en met 2024). De Subsidieregeling Praktijkleren loopt echter tot en met eind 2022. Er is nog niets bekend over een verlenging van de regeling. Daarom is nu nog niet duidelijk hoe de toeslag voor de studiejaren 2022/2023 en 2023/2024 beschikbaar komt.
De hoofdactiviteit van het erkende leerbedrijf dat de opleiding in de praktijk verzorgt, moet bij de Kamer van Koophandel geregistreerd staan onder één van de SBI-codes voor landbouw, horeca of recreatie. Deze registratie moet gedurende het studiejaar waarin de leerplek wordt verzorgd en in ieder geval op het moment van aanvragen correct zijn. U kunt de SBI-code niet met terugwerkende kracht wijzigen om in aanmerking te komen voor de extra subsidie.
Bekijk de SBI-codes voor landbouw, horeca of recreatie
Begin juni opent het loket voor de Subsidieregeling praktijkleren voor het aanvragen van een voorschot voor praktijkleerplaatsen in het mbo. Doel van de voorschotregeling is werkgevers tijdens de coronacrisis tegemoet te komen voor al gemaakte begeleidingskosten en te bevorderen dat praktijkleerplaatsen in het mbo kunnen blijven bestaan.
Het voorschot kan alleen worden aangevraagd voor praktijkleerplaatsen in het mbo en niet voor de categorieën vo/pro/vso, hbo en promovendi/toio’s. Dit in verband met de uitvoerbaarheid van de voorschotregeling. Bij het voorschot gelden dezelfde voorwaarden als voor de bepaling van aanspraak op de definitieve subsidie: de aanvrager moet een door SBB erkend leerbedrijf zijn dat tijdens het studiejaar 2019/2020 één of meer bbl-studenten heeft begeleid.
De voorwaarden voor het aanvragen van een voorschot zijn:
Voor het voorschot zijn daarnaast dezelfde voorwaarden van toepassing als ook voor de reguliere subsidiegelden.
Wanneer u een voorschot aanvraagt, bent u ook verplicht om uiterlijk 16 september 2020 om 17:00 een definitieve aanvraag voor de subsidie praktijkleren in te dienen. Het voorschot verrekenen we met de definitieve subsidie. Wanneer u geen definitieve aanvraag indient, zal het voorschotbedrag worden teruggevorderd.
Bedrijven en instellingen die een praktijk- of leerwerkplaats aanbieden, kunnen in aanmerking komen voor de subsidieregeling Praktijkleren. De voorwaarden verschillen per onderwijscategorie. Na afloop van de begeleiding dient u uw aanvraag in. Lees de voorwaarden per categorie.
De openingsdatum voor de subsidieronde 2020 schuift 1 maand op van 2 juni naar 1 juli 2020. Dit in verband met de extra voorschotronde in juni 2020. Een aanvraag indienen voor studiejaar 2019 – 2020 is mogelijk vanaf 1 juli, 9:00 uur tot en met 16 september 2020, 17:00 uur. Lees ook onze tips voor aanvragers even door.
We verwachten dat u als werkgever tijdens de begeleiding van een leerling, deelnemer of student de gevraagde administratie zelf bijhoudt, bewaart en op verzoek kan verstrekken. RVO.nl controleert of de werkgever aan alle voorwaarden voldoet. Ga naar administratie en controle voor meer informatie.
Raadpleeg de geldende wetteksten over deze regeling op overheid.nl. Als onderwijswetgeving geldt voor vmbo de WVO (Wet op het voortgezet onderwijs), voor mbo de WEB (Wet educatie en beroepsonderwijs) en voor hbo/promovendi en toio’s de WHW (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek).