Vanaf 2020 zijn er in het kader van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) 3 zogenoemde ‘contractindicaties’:
In 2020 moest u de contractindicaties altijd aanleveren (met ‘Ja’ of ‘Nee’) bij de volgende codes soort inkomstenverhouding (inkomenscode):
De contractindicaties zijn voor de Wab alleen nodig als er sprake is van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW. Vanaf 2021 levert u de 3 contractindicaties alleen nog maar aan als er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat is het geval bij de volgende codes aard arbeidsverhouding:
U levert de contractindicaties vanaf 2021 niet meer aan (ook niet met ‘Nee’) bij de volgende codes aard arbeidsverhouding:
Het bleek dat er onduidelijkheid bestond over wat wij bedoelen met ‘deelvisser’ bij de code aard arbeidsverhouding. Met ‘deelvisser’ bedoelen wij het lid van de bemanning dat als beloning aanspraak heeft op een deel van de opbrengt van de visvangst, maar alleen voor zover hij in fictieve dienstbetrekking is op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel f van de Ziektewet. Dus niet voor personen met een arbeidsovereenkomst. Daarvoor gebruikt u code 1.
Hiervóór kunt u lezen dat u bij code aard arbeidsverhouding 18 (Publiekrechtelijke aanstelling) geen contractindicaties meer hoeft aan te leveren. Daarmee zou met name het CBS informatie ontberen. Daarom treft u met ingang van 2021 een nieuwe rubriek aan: ‘Indicatie publiekrechtelijke aanstelling voor onbepaalde tijd’. Alleen als u code aard arbeidsverhouding 18 hebt ingevuld, vult u deze rubriek in met ‘Ja’ of ‘Nee’. In andere gevallen vult u niets in.
Bron:Belastingdienst ‘Nieuwsbrief Loonheffingen 2021 – Uitgave 328 januari 2021‘
Het maximum premieloon voor 2021 is € 58.311 per kalenderjaar.
De premiepercentages 2021 zijn:
Deze regeling stelt de premiepercentages vast die gelden voor de premieheffing voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en Algemene nabestaandenwet (Anw), het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf), het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) en het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en de opslag op de basispremie Aof voor de kinderopvangtoeslag. Daarnaast wordt het maximumpremieloon vastgesteld voor de heffing van de premies werknemersverzekeringen. Tot slot wordt de loongrens voor indeling in de sector grootwinkelbedrijf geïndexeerd.
De maximumpremieloonbedragen voor tijdvakken korter dan het premiejaar die als grondslag gelden voor de premies en opslag geregeld in de artikelen 4 tot en met 7, worden voor de andere loontijdvakken door herleiding bepaald. Deze bedragen zullen door de Belastingdienst worden bekendgemaakt.
Meer informatie leest u in de Staatscourant op overheid.nl.
Dit was al van toepassing bij een loonsverlaging door opname ouderschapsverlof en zwangerschapsverlof.
De goedkeuring uit het besluit wordt vanaf 1 januari 2021 toegevoegd aan artikel 8.2a Uitvoeringsregeling loonbelasting.
U vindt het besluit in de Staatscourant.
Artikel 10eb lid 1 en 2 Uitvoeringsbesluit loonbelasting
Artikel 8.2a Uitvoeringsregeling loonbelasting
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten
Dit besluit bevat een goedkeuring voor de uitvoering van de looncriteria opgenomen in de 30%-regeling. Het loopt vooruit op de regeling van de Staatssecretaris van Financiën tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen (Eindejaarsregeling 2020).
Sinds 1 januari 2019 heeft de partner van de werknemer bij de geboorte van een kind recht op een week geboorteverlof. Indien het kind op of na 1 juli 2020 geboren is, bestaat daarnaast recht op vijf weken aanvullend geboorteverlof. Dit aanvullend geboorteverlof kan in de eerste zes levensmaanden van het kind worden opgenomen tegen 70% van het loon, betaald door het UWV. Deze verruiming van het geboorteverlof is geregeld in de WIEG. Onder omstandigheden kan het voorkomen dat door opname van het aanvullend geboorteverlof niet langer wordt voldaan aan het looncriterium voor de 30%- regeling. Om dit ongewenste gevolg weg te nemen zal artikel 8.2a URLB worden aangepast. Daarnaast wordt adoptieverlof en pleegzorgverlof aan deze bepaling toegevoegd. Dit besluit bevat een goedkeuring op grond waarvan deze wijziging reeds met ingang van 1 juli 2020 kan worden toegepast.
UBLB – Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
URLB – Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011
UWV – Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Wet LB – Wet op de loonbelasting 1964
WIEG – Wet invoering extra geboorteverlof
In artikel 8.2a URLB is geregeld dat indien een werknemer door het opnemen van ouderschapsverlof of zwangerschapsverlof niet langer voldoet aan het looncriterium van de 30%-regeling, een eventuele loonsverlaging als gevolg van het opnemen van deze vormen van verlof buiten beschouwing blijft voor de toepassing van het looncriterium van de 30%-regeling.
In de Eindejaarsregeling 2020 wordt in het kader van de inwerkingtreding van de WIEG het aanvullend geboorteverlof toegevoegd aan de uitzondering op het looncriterium voor de 30%-regeling, omdat het doel en karakter van het aanvullend geboorteverlof overeenkomt met het ouderschapsverlof en zwangerschapsverlof. Daarnaast wordt het adoptieverlof en pleegzorgverlof aan deze bepaling toegevoegd. Genoemde vormen van verlof worden derhalve eveneens buiten beschouwing gelaten als het gaat om de toets op het looncriterium.
Ik acht het doelmatig en wenselijk dat in de praktijk desgewenst de voorgenomen wijziging al met ingang van 1 juli 2020 kan worden toegepast. Daarom keur ik, vooruitlopend op wijziging van artikel 8.2a URLB, het volgende goed.
Ik keur goed dat ingeval het loon, bedoeld in artikel 10eb, eerste en tweede lid UBLB, van een werknemer als gevolg van het opnemen van aanvullend geboorteverlof, pleegzorgverlof of adoptieverlof in een tijdvak op jaarbasis lager is dan het bedrag, genoemd in artikel 10eb, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, UBLB in dat loontijdvak bij de toepassing van dat artikel ten aanzien van de werknemer wordt uitgegaan van het loon, bedoeld in dat artikel, dat de werknemer zou hebben genoten indien hij geen aanvullend geboorteverlof, pleegzorgverlof of adoptieverlof zou hebben opgenomen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020.
Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2021.
Bron: Overheid
Over de volgende onderwerpen is informatie toegevoegd:
De volgende onderwerpen zijn verduidelijkt:
Daarnaast is de bijlage over de verloonde uren bij ziekte en arbeidsongeschiktheid verruimd. In deze bijlage vindt u nu informatie over de verloonde uren bij uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen.
De wijzigingen gelden met ingang van 1 januari 2021, maar u mag ze ook eerder toepassen.
Het aantal verloonde uren bepaalt het recht op en/of de hoogte van de volgende tegemoetkomingen:
De verloonde uren bepalen bovendien de hoogte en duur van een WW-, ZW-, WIA- of WAO-uitkering. Dus ook voor de werknemers is het belangrijk dat u de verloonde uren correct doorgeeft.
Omdat er in de praktijk veel vragen komen, hebben het CBS, UWV en de Belastingdienst standpunten geformuleerd om meer duidelijkheid te geven over wat verloonde uren zijn. Deze standpunten vindt u in het ‘Memo verloonde uren’.
U vindt het memo op belastingdienst.nl.
U kunt de studiekosten op 4 manieren vergoeden:
Als u de vergoeding aan de werknemer betaalt, is dit een voordeel voor de werknemer. Als u dit niet aanwijst als eindheffingsloon, is dit belast loon. Op dit loon moet u op de gebruikelijke manier loonbelasting/premie volksverzekeringen (LB/PVV) inhouden. U betaalt over de vergoeding ook premie Zorgverzekeringswet (Zvw) en premies werknemersverzekeringen.
U mag de studietoelage die de werknemer ontvangt ook aanwijzen als eindheffingsloon. U moet wel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. Voor deze vergoeding geldt geen gerichte vrijstelling, dus dit komt ten laste van de vrije ruimte. Als u geen vrije ruimte meer hebt, betaalt u 80% eindheffing.
Voorbeeld
U geeft een werknemer met een studerend kind per jaar een vergoeding van € 3.000 voor collegegeld en bijkomende studiekosten. U mag deze vergoeding voor studiekosten aanwijzen als eindheffingsloon. Een vergoeding van € 3.000 voor studiekosten is niet ongebruikelijk.
Heeft het kind een zelfstandig recht op de studietoelage en betaalt u de toelage rechtstreeks aan het studerend kind? Dan is dit voor het kind loon uit een bestaande dienstbetrekking van een ander. U houdt op de gebruikelijke manier LB/PVV in. Hiervoor gebruikt u de groene tabel. De toelage is loon uit vroegere dienstbetrekking omdat er geen arbeid tegenover staat.
Het kind is niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
Voor een eenmalige uitbetaling van de studietoelage gebruikt u de groene tabel voor bijzondere beloningen. Als een loontijdvak ontbreekt hoeft u geen werkgeversheffing Zvw af te dragen.
Betaalt u het kind een periodieke vergoeding? Dan moet u werkgeversheffing Zvw betalen. Er is dan sprake van loontijdvakken.
U kunt de studietoelage niet aanwijzen als eindheffingsloon, want er is geen sprake van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Er is dus geen gerichte vrijstelling mogelijk.
Als de student bij u de loonheffingskorting laat toepassen, hoeft u tot een bepaald bedrag geen LB/PVV in te houden. Dit is van toepassing als de algemene heffingskorting gelijk is aan de in te houden loonheffing. Omdat u de groene tabel moet gebruiken, heeft de student geen recht op arbeidskorting.
Betaalt u de studietoelage rechtstreeks aan het kind van de werknemer, dan gebruikt u de volgende codes in de aangifte:
Als u een studietoelage voor het kind van de werknemer betaalt uit een studiefonds, is dit geen belast loon als het fonds voldoet aan de volgende voorwaarden:
Paragraaf 19.2.2 Handboek Loonheffingen (fondsenvrijstelling)
Gegevensspecificaties aangifte loonheffingen 2020
Belastingdienst.nl
Toelichting loonberekening VCR vanaf 2020
Studiekosten vergoeden aan kind werknemer
Vergoeding studiekosten kind van werknemer in Handboek LH
Wetsartikelen uit de Wet op de loonbelasting:
Studiekosten vergoeden aan kind werknemer
Meewerkende kinderen in de loonaangifte
Subsidie Praktijkleren 2019/2020 aanvragen