De hoogte van het LIV is afhankelijk van het aantal verloonde uren en van het gemiddeld uurloon.
Hieronder vindt u de uurloongrenzen voor 2021.
U vindt de wijziging in de Staatscourant op de internetsite van Overheid.nl.
Artikel 3.1 en 3.2 Wet tegemoetkomingen loondomein
Minimumloon in 2021, per leeftijd, per dag, per uur
Uurloongrenzen jeugd-LIV 2020
Nieuwe versie Kennisdocument Wtl
Wat te doen LIV?
Nieuwsbrief Loonheffingen 2021
Loonbelastingtabellen 2021 beschikbaar
Aanvraagformulier 30%-regeling 2021
2e uitgave ‘Nieuwsbrief Loonheffingen 2021’
Over de volgende onderwerpen is informatie toegevoegd:
De volgende onderwerpen zijn verduidelijkt:
Daarnaast is de bijlage over de verloonde uren bij ziekte en arbeidsongeschiktheid verruimd. In deze bijlage vindt u nu informatie over de verloonde uren bij uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen.
De wijzigingen gelden met ingang van 1 januari 2021, maar u mag ze ook eerder toepassen.
Het aantal verloonde uren bepaalt het recht op en/of de hoogte van de volgende tegemoetkomingen:
De verloonde uren bepalen bovendien de hoogte en duur van een WW-, ZW-, WIA- of WAO-uitkering. Dus ook voor de werknemers is het belangrijk dat u de verloonde uren correct doorgeeft.
Omdat er in de praktijk veel vragen komen, hebben het CBS, UWV en de Belastingdienst standpunten geformuleerd om meer duidelijkheid te geven over wat verloonde uren zijn. Deze standpunten vindt u in het ‘Memo verloonde uren’.
U vindt het memo op belastingdienst.nl.
Deze handreiking geldt voor de situatie dat de werknemer in dienstbetrekking is bij de werkgever.
Een werkgever en werknemer kunnen afspreken dat de werknemer de uitkering van UWV via de werkgever ontvangt. De werknemer moet UWV daarvoor machtigen.
UWV kan die uitkering aan de werkgever betalen in de vorm van een werkgeversbetaling of instantiebetaling.
De instantiebetaling gebruikt u voor de situatie waarin de werknemer geen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking meer van u krijgt, maar u hem nog wel een aanvulling op zijn uitkering betaalt.
Deze handreiking gaat over de werkgeversbetaling. De werkgeversbetaling geldt voor de situatie dat de werkgever de uitkering doorbetaalt en de werknemer nog loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van dezelfde werkgever krijgt.
Bij een werkgeversbetaling betaalt UWV aan de werkgever, behalve de uitkering, ook de premies werknemersverzekeringen en de werkgeversheffing Zvw over de uitkering.
Voor de berekening van de loonheffingen telt u de uitkering van UWV, het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en een eventuele aanvulling op de uitkering bij elkaar op. Dit zijn de samenvoegingsregels. Op het totaal past u de witte tabel toe. Ook berekent u over het totaal de premies werknemersverzekeringen.
Voor een werkgeversbetaling geldt altijd de lage WW-premie.
Voor een eventuele aanvulling op de uitkering gebruikt u dezelfde WW-premie als voor het reguliere loon.
In 2020 en 2021 kunt u kiezen hoe u een werkgeversbetaling in de aangifte verwerkt:
Onderstaande informatie is van toepassing als u de werkgeversbetaling aangeeft in een aparte inkomstenverhouding.
Code soort inkomstenverhouding
U gebruikt de Code soort inkomstenverhouding die bij de werkgeversbetaling hoort:
Tabel code soort inkomstenverhouding bij een soort uitkering
Contractloon, contracturen en contractindicaties
U vult deze rubrieken bij deze inkomstenverhouding niet in.
WW-premie
U geeft de lage WW-premie aan.
Verloonde uren
De hoogte van de verloonde uren die u invult in de aparte inkomstenverhouding, hangt af van de soort uitkering die de werkgever doorbetaalt.
Tabel verloonde uren bij een soort uitkering
Onderstaande informatie is van toepassing als u de werkgeversbetaling aangeeft in dezelfde inkomstenverhouding als het loon.
Code soort inkomstenverhouding
U gebruikt de Code soort inkomstenverhouding die geldt voor het reguliere loon.
Contractloon, contracturen en contractindicaties
U vermeldt het contractloon, de contracturen en de contractindicaties die gelden voor het reguliere loon.
WW-premie
Gebruikt u voor het reguliere loon de hoge WW-premie en geeft u de werkgeversbetaling aan in dezelfde inkomstenverhouding als het reguliere loon? Dan vult u de WW-premie als volgt in:
Aandachtspunt bij LIV, Jeugd-LIV en sommige loonkostenvoordelen
Een uitkering uit de werknemersverzekeringen telt niet mee als jaarloon voor de bepaling van het (jeugd-)LIV en sommige loonkostenvoordelen. Als u de werkgeversbetaling en het reguliere loon opgeeft in één inkomstenverhouding, kan UWV de werkgeversbetaling toch bij het jaarloon tellen. Hierdoor wordt het jaarloon hoger en stelt UWV het (jeugd-)LIV of het loonkostenvoordeel misschien verkeerd vast.
Verloonde uren
Tabel verloonde uren bij een soort uitkering
U verwerkt de werkgeversbetaling in de aangifte over het tijdvak waarin de werkgever de uitkering doorbetaalt. Wanneer de werkgever de uitkering van UWV ontvangt, is niet van belang.
Soms betaalt de werkgever een aanvulling op de uitkering uit werknemersverzekeringen. Deze aanvulling vermeldt u in de inkomstenverhouding die u gebruikt voor het reguliere loon.
U geeft het bedrag van de aanvulling aan in de rubriek ‘Verstrekte aanvulling op uitkering werknemersverzekering‘.
Een werknemer heeft een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is. Het maandloon is € 1000. Daarnaast ontvangt de werknemer van de werkgever een WIA-uitkering van € 500 (werkgeversbetaling). Ook ontvangt de werknemer een aanvulling van € 100.
Voor het reguliere loon en de aanvulling geldt de hoge WW-premie. Voor de werkgeversbetaling geldt de lage WW-premie.
U gebruikt 2 inkomstenverhoudingen.
Tabel inkomstenverhouding 1 (regulier loon en aanvulling)
Tabel inkomstenverhouding 2 (uitkering)
U gebruikt 1 inkomstenverhouding.
Tabel inkomstenverhouding
Paragraaf 7.6.2 Handboek Loonheffingen
Gegevensspecificaties aangifte loonheffingen 2020
Kennisdocument premiedifferentiatie WW
Memo verloonde uren
artikel 33 lid 2, letter a Wet loonbelasting
artikel 9.1 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011
artikel 9.4 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011
Wat voor soort arbeidsovereenkomst de werknemer heeft, is hierbij niet van belang. Ook speelt geen rol of de arbeidsovereenkomst schriftelijk is vastgelegd.
U beoordeelt bovenstaande 2 voorwaarden per aangiftetijdvak. Als de verloonde uren van een werknemer wisselen, kan in het ene tijdvak de lage WW-premie en in het andere tijdvak de hoge WW-premie gelden.
Een werknemer is 20 jaar en heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hij verdient € 10 per uur. De werkgever doet per maand aangifte. De verloonde uren zijn gelijk aan de gewerkte uren.
Tabel verloonde uren
Tabel Aangiftetijdvak
Op de eerste dag van het aangiftetijdvak bepaalt u wat de leeftijd van de werknemer is. Is hij op deze dag jonger dan 21 jaar, dan past u de lage WW-premie toe als de verloonde uren niet hoger zijn dan het maximum.
De werknemer uit het vorige voorbeeld wordt op 14 mei 21 jaar. Op 1 mei is hij nog 20 jaar. Als hij in de maand mei maximaal 52 verloonde uren heeft, geldt voor deze hele maand de lage WW-premie. Vanaf juni past u de hoge WW-premie toe.
Als de werknemer op de eerste dag van het aangiftetijdvak nog niet in dienst was, geldt de leeftijd van de werknemer op de eerste dag van de dienstbetrekking.
Een werknemer komt op 15 februari in dienst en heeft een oproepovereenkomst. Op 10 februari is hij 21 jaar geworden. U past de hoge WW-premie toe. Dit geldt ook voor tijdvak februari.
Gaat een werknemer gedurende een tijdvak uit dienst, dan kijkt u naar de totale verloonde uren van dat tijdvak.
Een werknemer is 19 jaar en heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Ze werkt 20 uur per week. Op 15 juni gaat ze uit dienst. Tot 15 juni heeft ze in deze maand 40 verloonde uren. Voor tijdvak juni geldt de lage WW-premie.
Het laatste tijdvak van een vierwekenaangifte kan een 53eweek bevatten. Voor deze aangifte geldt ook het maximum van 48 verloonde uren per werknemer.
Heeft een werknemer meerdere dienstbetrekkingen bij een werkgever? Dan telt u de verloonde uren van deze dienstbetrekkingen bij elkaar op om te beoordelen of aan het maximum van 48 of 52 verloonde uren is voldaan.
Voor een werknemer jonger dan 21 jaar met maximaal 48 verloonde uren per vierwekenaangifte of 52 verloonde uren per maandaangifte, is herziening niet van toepassing. U hoeft dus niet met terugwerkende kracht na te gaan of zich een herzieningssituatie voordoet. De lage WW-premie blijft van toepassing.
Heeft een werknemer jonger dan 21 jaar een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is, dan mag u op basis hiervan de lage WW-premie toepassen. U hoeft niet na te gaan wat de verloonde uren zijn. Wel kan zich een situatie voordoen waarbij u achteraf de lage WW-premie moet herzien.
Artikel 27, lid 3, onderdeel b Wet financiering sociale verzekeringen
Artikel 2.4, lid 3 Besluit Wfsv
Handreiking voorwaarden lage WW-premie
Overzichtsartikel WAB (update 17 december 2019)
Herzien lage WW-premie in de loonaangifte
Voorwaarden
De werkgever heeft recht op het jeugd-LIV voor een werknemer die voldoet aan 3 voorwaarden.
Het gemiddeld uurloon is het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van een jaar (kolom 8 van de loonstaat) gedeeld door het aantal verloonde uren in dat jaar.
Let op!
De eis van minimaal 1248 verloonde uren geldt niet voor het jeugd-LIV.
Werknemers vanaf 22 jaar hebben vanaf 1 juli 2017 recht op het volledige minimumloon. Zij vallen onder het gewone LIV als aan de voorwaarden wordt voldaan.
Een werkgever hoeft geen aanvraag in te dienen en geen vinkje te zetten in de loonaangifte. UWV gebruikt de rubriek ‘Verloonde Uren’ in de loonaangifte om het recht op het Jeugd-LIV en de hoogte van het Jeugd-LIV vast te stellen. U moet er daarom op letten dat u deze rubriek correct invult.
Wanneer ontvangt de werkgever de tegemoetkoming?
De Belastingdienst betaalt het Jeugd-LIV over 2018 in 2019 uit.
Let op! Een correctiebericht over 2018 dat ná 1 mei wordt ingediend, heeft geen gevolgen voor het jeugd-LIV, maar uiteraard wel voor de inhouding en afdracht van de loonheffingen.