De gewijzigde bedragen zijn te vinden in bijgevoegde normenbrief.
Normenbrief 1 januari 2021 gepubliceerd pdf
Het bruto wettelijk minimumloon is per 1 januari 2021 vastgesteld op € 1.684,80 per maand exclusief vakantiegeld. In verband hiermee zal het netto minimumloon, als bedoeld in artikel 37 van de Participatiewet per genoemde datum eveneens wijzigen. Dit heeft gevolgen voor de aan het netto minimumloon gerelateerde bijstandsnormen en grondslagen IOAW en IOAZ. Voor de relevante belastingtarieven en de heffingskortingen geldt nog een voorbehoud van definitieve instemming door de Eerste Kamer.
De wijziging van de bijstandsnormen vindt van rechtswege plaats. Van de definitieve nieuwe bedragen wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Ook de definitieve besluiten tot wijziging van de overige bedragen zullen binnenkort in de Staatscourant worden gepubliceerd. De bedragen in deze normenbrief worden alvast bekend gemaakt vooruitlopend op en onder voorbehoud van de formele publicatie. De bedragen zoals opgenomen in deze normenbrief kunnen dus nog wijzigen.
In bijlage I zijn de bijstandsnormen opgenomen zoals deze per 1 januari 2021 zullen gelden. De in de IOAW en de IOAZ genoemde netto bedragen, die uitgangspunt vormen voor de grondslagen, staan in bijlage II. De grondslagen ingevolge de IOAW en de IOAZ staan in bijlage III. Het Toetsingsinkomen IOAW volgt de ontwikkeling van het bruto minimumloon (0,29%). In bijlage IV staan de formules behorende bij paragraaf 6 (vakantietoeslag) van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ. In bijlage V worden de bedragen uit de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ vermeld. Bijlage VI bevat de rekenregels en het bijstandspercentagetarief en bijlage VII een schatting van het belastbaar inkomen.
Nieuwsbrief Loonheffingen 2021
Rekenregels per 1 januari 2021
Percentages Zvw 2021 en maximum bijdrage-inkomen bekend
Premiepercentages sociale verzekeringen 2021 gepubliceerd
Tot 1 januari 2021 bijzonder uitstel van betaling!
Minimumloon 2021
Als een werkgever recht heeft op 1 of meer loonkostenvoordelen kan hij deze aanvragen als hij een doelgroepverklaring van de werknemer heeft ontvangen. Het is belangrijk dat de werknemer de verklaring aanvraagt bij de juiste instantie. Doet hij dit niet dan loopt de werkgever het LKV mis.
Het komt voor dat gemeentes een doelgroepverklaring afgeven voor situaties waarvoor zij dit niet mogen. Deze doelgroepverklaringen zijn ongeldig. De werkgever heeft dan geen recht op het LKV.
Alleen in de volgende situatie kan de werknemer een doelgroepverklaring aanvragen bij de gemeente:
In alle andere gevallen vraagt de werknemer de doelgroepverklaring aan bij UWV.
De werknemer vraagt de doelgroepverklaring aan. Hij moet dit doen binnen 3 maanden nadat hij in dienst komt of herplaatst wordt. Na deze 3 maanden krijgt de werknemer geen doelgroepverklaring meer. De werkgever heeft dan geen recht meer op het LKV.
Is een dienstverband gestart tussen 1 januari 2020 en 1 oktober 2020? Dan geldt een aanvraagtermijn van 6 maanden. De aanvraagtermijn is tijdelijk met 3 maanden verlengd omdat het door de coronacrisis soms niet lukt om de aanvraag op tijd te doen.
Als de werknemer de werkgever machtigt, mag de werkgever de doelgroepverklaring aanvragen.
Paragraaf 26.1.3 Handboek Loonheffingen
Kennisdocument Wtl, hoofdstuk 5
uwv.nl/wtluwv.nl/particulieren
Als u voor het eerst een werknemer in dienst neemt, moet u zich als werkgever aanmelden.
In bijzondere gevallen moet u voor uw werknemers eerstedagsmelding doen.
Let op!
Gaat uw werknemer werken op de dag waarop u hem aanneemt? Dan moet u deze verplichtingen nakomen voordat uw werknemer begint met werken.
Soms kunt u van deze regels afwijken, bijvoorbeeld bij een fusie of overname. Als u van een werknemer geen gegevens voor de loonheffingen hebt of als u zijn identiteit niet kunt vaststellen, past u voor deze werknemer het anoniementarief toe.
Als u voor het eerst een werknemer in dienst neemt, moet u zich als werkgever aanmelden. Dat doet u met het formulier ‘Melding Loonheffingen Aanmelding Werkgever’. U kunt dit formulier downloaden van belastingdienst.nl.
Was de overdragende werkgever eigenrisicodrager voor de WGA en/of de ZW, dan kunt u dat niet automatisch voortzetten. U moet het eigenrisicodragerschap zelf aanvragen (zie paragraaf 5.8).
Let op!
Misschien hebt u zich als werkgever aangemeld, maar werkt er nog geen werknemer bij u. U bent dan toch verplicht om op tijd aangifte te doen (zie ook hoofdstuk 11).
Wij geven een nieuw loonheffingennummer af binnen 5 werkdagen nadat wij uw aanvraag hebben gekregen. Of binnen 5 werkdagen nadat een werknemer bij u in dienst is gekomen, als de datum van het begin van de dienstbetrekking in de toekomst ligt. Wij moeten dan wel alle gegevens hebben. In bijzondere gevallen of als de gegevens onvolledig zijn, vragen wij u om meer informatie. Hierdoor kan het langer duren voordat u uw loonheffingennummer krijgt.
Als de rechtsvorm van uw onderneming verandert, krijgt u ook een nieuw loonheffingennummer. Zie paragraaf 15.1.1 voor meer informatie over aangifte doen in deze situatie.
U moet de identiteit van uw werknemer vaststellen, vóórdat hij bij u gaat werken. Een goed leesbare kopie van het identiteitsbewijs bewaart u in uw loonadministratie.
Op de kopie moeten alle persoonsgegevens staan die ook op het originele identiteitsbewijs staan. Bij het paspoort model 2013 en de identiteitskaart (ID-kaart) model 2013 moet u ook de bladzijde met het burgerservicenummer (BSN) kopiëren.
Hoe u de identiteit vaststelt, leest u in het ‘Stappenplan verificatieplicht’. U kunt dit stappenplan downloaden van eerlijkwerken.zelfinspectie.nl. Met dat plan kunt u in 5 stappen de identiteit van uw werknemer vaststellen en bepalen of een buitenlandse werknemer voor u mag werken. Maakt u gebruik van arbeidskrachten die niet op uw loonlijst staan, zoals uitzendkrachten? Lees dan aan het eind van hetzelfde stappenplan welke afwijkende regels voor deze arbeidskrachten gelden.
U hoeft alleen de identiteit vast te stellen van werknemers met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en niet van werknemers met loon uit vroegere dienstbetrekking, zoals (pre)pensioenuitkeringen.
Als een werknemer binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen van werkgever wisselt, hoeft de nieuwe werkgever niet opnieuw de identiteit van die werknemer vast te stellen (zie ook paragraaf 3.6).
Iedereen die op de werkplek is, moet op elk moment een geldig en origineel identiteitsbewijs kunnen laten zien. Werknemers uit Nederland en de EU/EER mogen hiervoor een rijbewijs gebruiken. U moet uw werknemers hierop wijzen. Bij een controle moet u uw werknemers de gelegenheid geven om aan hun identificatieplicht te voldoen.
Als u de identiteit van uw werknemer niet of niet op de juiste manier kunt vaststellen, past u het anoniementarief toe (zie paragraaf 2.6). Anders kunt u direct, zonder strafprocedure, een verzuimboete van maximaal € 5.278 krijgen.
De werknemer zelf is ook verplicht om zijn identiteit op de juiste manier door u te laten vaststellen. Doet hij dat niet, dan kan hij ook een verzuimboete van maximaal € 5.278 krijgen.
Nadat u een werknemer in dienst hebt genomen, moet u aangifte loonheffingen doen. Hiervoor hebt u gegevens van de werknemer nodig. De nieuwe werknemer geeft u de gegevens digitaal of op papier door.
De werknemer levert deze gegevens op papier of digitaal aan, voorzien van datum en handtekening. Daarvoor kan hij het ‘Model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen’ gebruiken. Dit model is te downloaden van belastingdienst.nl. Maar u of uw werknemer mag ook een eigen model gebruiken met daarop alle hiervoor opgesomde gegevens. Een kopie van een geldig identiteitsbewijs met daarop alle hiervoor opgesomde gegevens (inclusief het verzoek om toepassing van de loonheffingskorting en handtekening met datum) is ook voldoende.
Als de naam, het adres, de woonplaats of het BSN ontbreekt, past u het anoniementarief toe (zie paragraaf 2.6). Dat doet u ook als:
Let op!
Studenten en scholieren die gebruik willen maken van de studenten- en scholierenregeling, moeten hiervoor een verzoek toevoegen aan hun gegevens voor de loonheffingen (zie paragraaf 16.16). U kunt daarvoor ook het Model Opgaaf voor de loonheffingen (studenten- en scholierenregeling) downloaden van belastingdienst.nl.
Let op!
U moet wel de identiteit vaststellen van werknemers met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (zie paragraaf 2.2).
Of u de loonheffingskorting wel of niet toepast, bepaalt de werknemer. U past de loonheffingskorting alleen toe als de werknemer u daar schriftelijk, met datum en handtekening, om vraagt (zie paragraaf 23.1). Daarop zijn een aantal uitzonderingen.
Als u gegevens voor de loonheffingen van uw werknemer krijgt, moet u deze controleren en vervolgens vastleggen in uw administratie (zie hoofdstuk 3).
Met ingang van 1 januari 2019 moet u weten in welk land uw werknemer woont om de juiste loonbelastingtabel te kunnen gebruiken. Controleer dus ook of u de juiste woonplaats van uw werknemer krijgt. Als uw werknemer een woonplaats in Nederland doorgeeft, wil dat nog niet zeggen dat hij ook inwoner van Nederland is.
Een werknemer die hier zijn permanente woon- of verblijfplaats heeft, is inwoner van Nederland. Bij een werknemer die zowel in Nederland als in het buitenland woont of verblijft, is het de vraag of hij inwoners is van Nederland. Hij is alleen inwoner van Nederland als zijn sociale en economische leven zich hier afspeelt. Woont het gezin van de werknemer bijvoorbeeld in het buitenland, gaan zijn kinderen daar naar school en houdt hij daar bankrekeningen aan, dan is hij geen inwoner van Nederland.
Bij een werknemer zonder gezin is zijn intentie van belang: Is hij van plan zich hier te vestigen, dan woont hij in Nederland. Is hij van plan om hier alleen korte tijd te blijven, dan is hij geen inwoner van Nederland.
Waar een werknemer woont, bepaalt u op basis van de feiten en omstandigheden die u bekend zijn: bijvoorbeeld de woonplaats die de werknemer u aanlevert als 1 van de gegevens van de loonheffingen, reiskostenvergoedingen die u hem betaalt en gegevens voor beoordeling van de verzekeringsplicht. In de meeste gevallen kunt u zo vaststellen van welk land de werknemer inwoner is.
Hebt u reden om te twijfelen, dan kunt u uw werknemer vragen om een woonplaatsverklaring. U weet dan zeker in welk land de werknemer woont. De werknemer kan de woonplaatsverklaring aanvragen bij een belastingkantoor in het land waarvan hij inwoner is. Is uw werknemer inwoner van Nederland, dan kan hij een woonplaatsverklaring aanvragen bij Belastingdienst/kantoor Arnhem.
U bewaart de gegevens voor de loonheffingen ten minste 5 kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking eindigt. U bewaart de gegevens bij de loonadministratie. Wij kunnen om deze gegevens vragen (zie ook paragraaf 3.5).
Als u geen gegevens voor de loonheffingen van uw werknemer krijgt, past u het anoniementarief toe (zie paragraaf 2.6). Anders kunt u direct, zonder strafprocedure, een verzuimboete van maximaal € 5.278 krijgen.
De werknemer zelf is ook verplicht om u de gegevens voor de loonheffingen door te geven. Doet hij dat niet, dan kan hij ook een verzuimboete van maximaal € 5.278 krijgen.
U hoeft geen eerstedagsmelding te doen, tenzij wij u verplichten om dat te doen.
Bij een fusie of overname van een onderneming en bij een splitsing of een verandering van de rechtsvorm van uw onderneming kan er sprake zijn van een verplichte voortgezette dienstbetrekking. De oude en de nieuwe werkgever geven de verandering aan ons door met het formulier ‘Melding Loonheffingen Overdracht van activiteiten’. U kunt dit formulier downloaden van onze internetsite.
Bij een verplichte voortgezette dienstbetrekking eindigt de arbeidsovereenkomst van de werknemer met de oude werkgever. De arbeidsovereenkomst wordt voortgezet bij de nieuwe werkgever. Er is dan wel sprake van een nieuwe inkomstenverhouding (zie paragraaf 3.4.1).
De nieuwe werkgever hoeft van deze werknemer niet opnieuw de gegevens voor de loonheffingen te krijgen als hij deze van de oude werkgever heeft gekregen. Als de oude werkgever ook een kopie van het identiteitsbewijs van de werknemer overdraagt, hoeft de nieuwe werkgever ook niet opnieuw de identiteit vast te stellen.
Betaalt u een uitkeringsgerechtigde loon uit vroegere dienstbetrekking (zie paragraaf 4.3), dan past u het anoniementarief toe als u de gegevens voor de loonheffingen niet van de uitkeringsgerechtigde krijgt vóór de 1e betaaldag van de uitkering.
Als u het anoniementarief toepast, houdt u 52% loonbelasting/premie volksverzekeringen in.
Als u de (juiste) gegevens voor de loonheffingen later wél krijgt, mag u eerdere aangiftetijdvakken waarin u het anoniementarief hebt toegepast, niet corrigeren. U mag het anoniementarief alleen corrigeren als u het door een fout in de administratie ten onrechte hebt toegepast. Als de werknemer zijn burgerservicenummer bijvoorbeeld wel op tijd had aangeleverd, maar het nog niet in de administratie was verwerkt.
De anonieme werknemer kan de eventueel te veel ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen terugkrijgen via zijn aangifte inkomstenbelasting. Zie voor de eventueel te veel betaalde premies werknemersverzekeringen paragraaf 5.7.2. En voor de eventueel te veel betaalde werkgeversheffing Zvw of te veel ingehouden bijdrage Zvw paragraaf 6.2.4.
Let op!
Voor anonieme werknemers geldt een aparte tabel voor de eindheffing (zie tabel 5, 6a en 6b achter in dit handboek).
Mensen die een uitkering krijgen, hebben ook iets meer te besteden doordat hun netto-uitkering stijgt en door een kleine verhoging van de zorgtoeslag. De koopkracht van gepensioneerden neemt ook toe, maar in mindere mate. De AOW-uitkering valt netto hoger uit dankzij indexatie en de verhoging van de algemene heffingskorting, maar de meeste pensioenfondsen kunnen waarschijnlijk niet indexeren. Dat schrijft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer.
In het nieuwe jaar ziet de loonstrook er voor veel mensen anders uit. Dat komt doordat er zaken veranderen in de belastingen of premies die worden geheven vanaf januari 2020. Daardoor kunnen ook het nettosalaris of de netto-inkomsten uit een uitkering of pensioenfonds iets veranderen. Uit berekeningen van het ministerie van SZW blijkt dat mensen door de bank genomen dankzij die veranderingen komend jaar meer overhouden in hun portemonnee. Dit is nog los van salarisverhogingen die zij mogelijk krijgen vanuit hun cao.
Werknemers houden meer over van hun brutosalaris doordat de algemene heffingskorting en de arbeidskorting omhoog gaan. Mensen met een modaal inkomen ontvangen daardoor naar verwachting bijna 2% meer inkomen dan in de maand daarvoor. Werkenden met een inkomen boven modaal hebben daarnaast profijt van de overgang naar een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting. Het kabinet wil het zo meer lonend maken om aan het werk te gaan of om meer te gaan werken. Met name mensen met een modaal inkomen (ongeveer € 35.000 bruto per jaar) profiteren daarvan.
Mensen die een uitkering vanuit de Participatiewet hebben of die een Anw-uitkering krijgen, gaan er op hun loonstrookje op vooruit doordat hun uitkering per 1 januari 2020 wordt geïndexeerd en doordat de algemene heffingskorting wordt verhoogd. Dat geldt ook voor mensen die rondkomen van alleen een AOW-uitkering. Mensen met een aanvullend pensioen merken dat hun pensioen niet wordt geïndexeerd. Daar staat tegenover dat mensen meer overhouden van hun aanvullend pensioen dankzij wijzigingen in de belastingschijven en door de verhoging van de algemene heffingskorting. Bovendien ontvangen ook zij een hogere AOW-uitkering in het nieuwe jaar.
Hoeveel mensen daadwerkelijk kunnen aanschaffen, wordt niet alleen bepaald door het nettoloon of de (pensioen)uitkering die zij ontvangen. De toeslagen die zij eventueel ontvangen en het prijsniveau bepalen uiteindelijk mede hoeveel mensen kunnen besteden. Uit ramingen van het CPB die vandaag zijn verschenen, blijkt dat de koopkracht van huishoudens in 2020 in doorsnee met 2,1% stijgt ten opzichte van vorig jaar.
Met name werknemers gaan er naar verwachting in koopkracht op vooruit. Dat komt deels doordat de lonen komend jaar gemiddeld harder stijgen dan de prijzen. Maar werkenden hebben ook baat bij de lastenverlichting die het kabinet vanaf 1 januari 2020 doorvoert in de inkomstenbelasting en de heffingskortingen. Ongeveer 600.000 werkende mensen met kinderen profiteren bovendien van een investering in het kindgebonden budget.
De koopkracht van uitkeringsgerechtigden en van gepensioneerden die van een AOW-uitkering leven, neemt naar verwachting toe. Dat komt doordat hun uitkering wordt geïndexeerd en doordat de zorgtoeslag wordt verhoogd. Mensen die naast hun AOW ook een aanvullend pensioen krijgen, gaan er per saldo op vooruit, maar iets minder dan mensen die alleen AOW ontvangen. Dit heeft ermee te maken dat de meeste pensioenfondsen waarschijnlijk niet kunnen indexeren in 2020.
Het kabinet gebruikt deze cijfers om te monitoren wat het inkomenseffect is van het gevoerde beleid op verschillende groepen. Maar niemand kan natuurlijk precies voorspellen wat een nieuw jaar brengt. Niet alleen kabinetsbeleid, ook de ontwikkeling van de economie heeft impact op deze koopkrachtberekeningen. En als mensen een bonus krijgen, promotie maken, gaan samenwonen of hun baan kwijtraken, heeft dat een veel groter effect op de portemonnee van huishoudens. Die effecten zijn vooraf niet goed in te schatten, en zitten daarom niet in de koopkrachtplaatjes. Deze cijfers zijn dan ook niet geschikt om voorspellingen te doen over iemands persoonlijke financiële situatie.
Kamerbrief over loonstrookjes en koopkracht 2020
Bron:Rijksoverheid
Het plan om arbeidsgehandicapten minder te betalen dan het minimumloon gaat helemaal van tafel. Het kabinet komt zelf tot de conclusie dat het plan uit het regeerakkoord niet uitvoerbaar is. Ook speelt mee dat er totaal geen maatschappelijk draagvlak voor is.
“Dit is groot en onverwacht nieuws”, zegt politiek verslaggever Ron Fresen. “Het was voor iedereen in de coalitie een verrassing toen dit onderwerp tijdens de begrotingsonderhandelingen op tafel kwam.”
Regeringspartijen D66 en ChristenUnie vonden het plan eigenlijk al niets, maar het kwam toch in het regeerakkoord met vooral de instemming van de VVD. Het zou een besparing van 500 miljoen euro op moeten leveren en tegelijkertijd tot meer werkende arbeidsgehandicapten moeten leiden.
Maar het plan leidde tot protestacties, zoals die van Noortje van Lith, die een brief schreef aan premier Rutte die duizenden keren werd gedeeld. De actiegroep Wij staan op! demonstreerde in de Tweede Kamer. Het College voor de Rechten van de Mens sprak van discriminatie, omdat voor arbeidsgehandicapten ineens andere loonregels zouden gaan gelden dan voor de andere werknemers.
Zeker voor mensen met een verdienende partner of eigen geld viel de regeling ongunstig uit. Zij hebben geen recht op een uitkering als aanvulling op hun inkomen. En dat inkomen zou dus lager worden dan het minimumloon.
VVD-staatssecretaris Van Ark sprak de afgelopen maanden met alle partijen en kwam deze zomer tot de conclusie dat het plan niet goed uitvoerbaar en ongewenst was. Zij handhaaft nu de huidige regels die loonkostensubsidies geven aan werkgevers van arbeidsgehandicapten. Wel gaat zij op zoek naar verbeteringen van de oude regels, wat moet leiden tot meer banen.
Niet alleen de linkse oppositiepartijen zoals SP en PvdA zullen opgelucht zijn, denkt Fresen. “Ook de regeringspartijen gaan natuurlijk zeggen: ‘Kijk, dit is echt niet alleen het kabinet van de multinationals’. Al staat dit besluit los van de dividendbelasting.”
Mensen met een arbeidsbeperking die eerder in aanmerking kwamen voor een baan in een sociale werkplaats zijn niet beter af met de Participatiewet, die sinds 1 januari 2015 in werking is getreden. Integendeel, sinds de invoering van de wet zijn de baankansen van arbeidsgehandicapten gedaald en zijn meer van hen afhankelijk geworden van een uitkering. Dat meldt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in een rapport.
Het SCP keek naar de 11.000 mensen die eind 2014 op de wachtlijst van de Wsw (Wet sociale werkvoorziening) stonden, maar die door de nieuwe wet hun indicatie kwijtraakten. De baankansen van deze groep daalden van gemiddeld 50 procent voor invoering van de Participatiewet naar 30 procent na invoering van de wet.
Verder bleken contracten van de mensen die wel een baan vonden in doorsnee van kortere duur en voor gemiddeld minder uren. Daarmee bleven ze meer afhankelijk van een uitkering.
Regeerakkoord
In het regeerakkoord hebben VVD, CDA, D66 en ChristenUnie afgesproken dat de loonkostensubsidie voor werkgevers van arbeidsgehandicapten komt te vervallen. In ruil daarvoor mogen werkgevers onder het minimum loon gaan betalen. In plaats van de subsidie zou een loonkostendispensatie worden ingevoerd.
Dispensatie betekent een uitzondering: arbeidsgehandicapten zouden een bijstandsuitkering moeten aanvragen en mogen bijverdienen tot het minimumloon. Veel mensen verwachten in de administratieve rompslomp terecht te komen. Ook WW-rechten en pensioenen kwamen in gevaar.
Bron: NOS, ANP
Zie ook:
Regels loon arbeidsgehandicapten eenvoudiger
Bezwaren plan loondispensatie
Loondispensatie – Participatiewet?
Loondispensatie waarom?