Op Prinsjesdag werden al voorlopige premies voor de werknemersverzekeringen en volksverzekeringen voor 2019 gepubliceerd. De definitieve tarieven die inmiddels bekend zijn, blijken hier op bepaalde punten toch nog van af te wijken.
De premie volksverzekeringen is in 2019 definitief onveranderd ten opzichte van 2018. Bij de premies werknemersverzekeringen zijn er wel de nodige ontwikkelingen. Dat valt te lezen in de rekenregels vanaf 1 januari 2019 en in een regeling van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de premiepercentages voor 2019.
Vooral de premies die samenhangen met de Werkloosheidswet (WW) wijken af van wat er op Prinsjesdag werd aangekondigd. Dit heeft te maken met de wijzigingen in de financiering van de WW die naar verwachting per 2020 van kracht worden op grond van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB).
De basispremie WAO/IVA/WGA – die in onderstaande tabel onder de noemer Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) is opgenomen – is voor 2019 bepaald op 6,46%. Dat is exclusief 0,5 procentpunt opslag voor de bijdrage kinderopvang.
Fonds | Verzekering | Percentage | Opmerking | |
2019 | 2018 |
|||
Aof | WAO, WGA, IVA, Kinderopvang | 6,46% + 0,5% | 6,27% +0,5% | Geldt voor alle fases en premiegroepen, inclusief 0,5% premie kinderopvang. |
Aok | WAO 1e 5 jaar | 0,00% | 0,00% | Geldt voor alle fases en premiegroepen. |
AZW | Aanvulling uitkering UWV 1e ziektejaar premiegroep I
Aanvulling uitkering UWV 1e ziektejaar premiegroep II |
ABU nnb
NBBU nnb ABU nnb NBBU nnb |
ABU 1,65% (wg 1,07%, wn max 0,58%)NBBU 1,41% (wg 0,70%, wn max 0,71%)
ABU 3,12% (wg 1,79%, wn max 1,33%) NBBU 2,13% (wg 1,06%, wn max 1,07%) |
ABU aanvulling tot 91%, zie ook CAO bijlage II NBBU aanvulling tot 90%, zie ook CAO bijlage 3. De genoemde premie is de totale premie voor wg en wn. Een deel mag worden doorberekend aan de wn. Premie is een gemiddelde voor de AZW-verzekerde bedrijven, anders eigen inschatting maken. |
AWF | WW, werkgeversaandeel | 3,60% | 2,85% | Geldt voor alle fases en premiegroepen. |
Sectorfonds | WW eerste 6 maanden, staartlasten ZW en WGA. | I 2,56% II 2,69% |
I 2,70% II 3,24% |
Met uitzendbeding, premiegroep IA en premiegroep IIA. |
WW eerste 6 maanden, staartlasten ZW en WGA. | 2,33% | 2,81% | Zonder uitzendbeding, premiegroep IB + IIB. | |
Whk vanaf 2014 | Publieke stelsel: ZW-Flex WGA |
4,85% (kleine wg) 0,10% – 8,48% (grote wg) 1,15% (kleine wg) |
4,59% (kleine wg) 0,10% – 8,03% (grote wg) 1,15% (kleine wg) |
Geldt voor alle fases en premiegroepen. De premie voor middelgrote wg is een glijdende schaal van sectorbepaald naar individueel. |
Whk vanaf 2014 | Eigenrisicodragers:
ZW-Flex WGA-vast |
Voorziening of premie verzekeraar
Voorziening of premie verzekeraar |
WGA-flex tot en met 2016 per definitie publieke stelsel. | |
ZvF | Zorgverzekeringswet | 6,95% | 6,90% | Geldt voor alle fases en premiegroepen. |
Zie ook:
Werkgevers mogen op grond van de Wet aanpak schijnconstructies een bedrag voor de zorgverzekering inhouden op het minimumloon van hun werknemers. Er geldt een maximumbedrag in de vorm van de geraamde gemiddelde nominale premie. De geraamde gemiddelde nominale premie voor 2019 is vastgesteld en in de Staatscourant gepubliceerd.
De werknemer mag op grond van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag schriftelijke volmacht verlenen aan zijn werkgever om uit zijn minimumloon in zijn naam betalingen te verrichten aan de zorgverzekeraar voor de nominale premie (verschuldigde premie voor een zorgverzekering) en de premie voor het herverzekeren van eigen risico.
Het bedrag dat de werkgever per betalingstermijn maximaal van het minimumloon mag inhouden om de betaling te verrichten aan de zorgverzekeraar is het bedrag van de geraamde gemiddelde nominale premie, gedeeld door het aantal betalingstermijnen voor het betrokken kalenderjaar. Met de Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 15 oktober 2018 is het bedrag van de geraamde gemiddelde nominale premie voor 2019 vastgesteld.
Voor het jaar 2019 is de gemiddelde nominale premie geraamd op € 1.432 per jaar, en (afgerond) € 119,35 per kalendermaand. Tot maximaal dit bedrag kan de werkgever op basis van de volmacht betalingen verrichten uit het minimumloon, mits voor de rest is voldaan aan de voorwaarden die in het Besluit zijn opgenomen.
In de Wet aanpak schijnconstructies die sinds 1 januari 2017 geldt is een verbod van inhoudingen op en verrekeningen met het wettelijk minimumloon geregeld. Huisvesting- en zorgverzekeringskosten zijn uitgezonderd op dit inhoudingenverbod. In de brochure Wet aanpak schijnconstructies: uitleg over verplichtingen inzake de WML staat het volgende:
“Inhoudingen zijn ook nog mogelijk voor huisvesting en voor zorgverzekering inclusief herverzekering eigen risico indien de werknemer hiervoor een schriftelijke volmacht verleent aan de werkgever.”
“Voor inhouding van de zorgverzekering moet een afschrift van de zorgpolis overlegd worden waarbij een maximum geldt van de geraamde gemiddelde nominale premie. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld. (…) Daarbij geldt dat alleen de premie voor de basisverzekering en de herverzekering van het eigen risico tot dit maximum mag worden ingehouden. Een aanvullende verzekering kan niet op het minimumloon worden ingehouden.”
De uitzondering om de zorgverzekeringspremie in te houden op het minimumloon geldt alleen voor de premie van de werknemer zelf en niet voor zijn of haar partner.
Zie ook:
Premie zorgverzekering van minimumloon
Plan arbeidsgehandicapten onder minimumloon geschrapt!
Minimumloon 1 juli 2018
Onder de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) is elke werkgever verplicht om aan zijn werknemers minimaal het netto-equivalent van het wettelijk minimumloon uit te betalen.
Inhoudingen op dit netto-equivalent zouden per 1 januari – en later per 1 juli – 2016 verboden worden. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer laten weten het verbod nogmaals uit te stellen, dit keer tot 1 januari 2017.
Veel werkgevers die voor werknemers rechtstreeks huur of zorgverzekeringspremie betalen, waren bang dat werknemers financieel in de problemen zouden komen door het verbod op inhoudingen op het minimumloon.
Minister Asscher heeft hun bezwaren serieus genomen: huisvestingskosten en de kosten voor de zorgverzekering mogen wel ingehouden worden en rechtstreeks betaald worden. Daar worden wel voorwaarden aan verbonden, zoals een maximumbedrag of een maximumpercentage van het wettelijk minimumloon. Voor huisvesting komt er mogelijk een kwaliteitseis, waardoor werkgevers alleen rechtstreeks kunnen betalen aan woningbouwcorporaties of private verhuurders met een bepaald certificaat.