Op die datum wordt de werknemer geacht het levenslooptegoed te genieten. De levensloopinstelling is inhoudingsplichtig. In deze handreiking leest u hoe u dit verwerkt in de aangifte loonheffingen en wat de gevolgen zijn voor de (ex-)werknemer.
De levensloopinstelling is inhoudingsplichtig voor de waarde van alle levenslooptegoeden, die op 1 november 2021 nog op de levenslooprekening staan. Zij belast op 1 november 2021 de waarde in het economische verkeer van de levensloopaanspraak als loon.
De waarde in het economisch verkeer is het tegoed vermeerderd met het renterecht tot en met 31 oktober 2021. De levensloopinstelling moet hierover loonbelasting/premie volksverzekeringen (loonheffing) inhouden en hiervoor aangifte loonheffingen doen.
Hieronder leest u meer over de gevolgen voor de:
Let op!
Als een werknemer het tegoed opneemt vóór 1 november 2021, dan verandert er niets. De (ex-) werkgever is dan inhoudingsplichtig voor de loonheffingen.
Als er geen werkgever meer is, dan is de levensloopinstelling inhoudingsplichtig.
De deelnemer aan de levensloopregeling is voor de werknemersverzekeringen geen werknemer van de levensloopinstelling.
Voor de aangifte loonheffingen door de levensloopinstelling betekent dit het volgende:
Het levenslooptegoed is geen bijdrageloon Zvw. Over dit tegoed is geen bijdrage Zvw verschuldigd. In de aangifte vult u de rubrieken voor ingehouden bijdrage Zvw en werkgeversheffing Zvw met € 0.
Ook in kolom 12 (bijdrageloon Zvw) van de loonstaat vermeldt u € 0.
De levensloopinstelling moet de juiste code verzekeringssituatie Zvw opgeven. Dit geldt ook als er geen bijdrage Zvw verschuldigd is.
In de meeste situaties zal dit code ‘K’ (werkgeversheffing) zijn. Levensloopinstellingen mogen deze code ook voor alle deelnemers gebruiken. Ook als er een andere code van toepassing is.
De levensloopinstelling hoeft daar geen nader onderzoek naar te doen.
De levensloopinstelling past op het fictieve genietingsmoment op 1 november 2021 geen loonheffingskorting toe bij inhouding van de loonheffing op het levenslooptegoed. Dus ook geen levensloopverlofkorting.
Als de werknemer recht heeft op de heffingskortingen kan hij dit toepassen in de aangifte inkomstenbelasting 2021.
De levensloopuitkering wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking als de werknemer op 1 januari 2021 jonger is dan 61 jaar. Voor de berekening van de loonheffing gebruikt u de witte tabel bijzondere beloningen.
Is de werknemer 61 jaar of ouder op 1 januari 2021? Dan is de levensloopuitkering loon uit vroegere dienstbetrekking. De groene tabel bijzondere beloningen is dan van toepassing.
Voor de berekening van de juiste loonheffing over het levenslooptegoed, moet u het jaarloon voor de tabel bijzondere beloningen vaststellen. In paragraaf 9.3.6 Handboek Loonheffingen leest u meer over het vaststellen van het jaarloon. Hieronder leest u een aanvulling op deze informatie.
Heeft de levensloopinstelling in 2020 geen loonheffing ingehouden voor de deelnemer aan de levensloopregeling? Dan kunt u het jaarloon op 2 manieren vaststellen:
Voor personen die op 1 januari 2021 jonger zijn dan 61 jaar, vermeldt u code 63 bij de code soort inkomstenverhouding/ inkomenscode. Code 63 geldt voor ‘overige, niet hiervoor aangegeven, pensioenen of samenloop van meerdere pensioenen/lijfrenten of een betaling op grond van een afspraak na einde dienstbetrekking’.
Voor personen die 61 jaar en ouder zijn op 1 januari 2021, gebruikt u code 54. Dit is de code voor ‘opname levenslooptegoed door een werknemer die op 1 januari 61 jaar of ouder is’.
U hoeft geen code aard arbeidsverhouding in te vullen.
De code loonbelastingtabel van de tabel bijzondere beloningen is:
Voor een (ex-)werknemer kan de uitkering van het levenslooptegoed de volgende gevolgen hebben:
De levensloopregeling is per 1 januari 2012 vervallen. Voor werknemers die op 31 december 2011 een levensloopaanspraak hadden met een waarde van minimaal € 3.000 geldt overgangsrecht. Dit overgangsrecht is aangepast.
Voor nog niet opgenomen levensloopaanspraken, wordt het fictieve genietingsmoment vervroegd van 31 december naar 1 november 2021. Dit om ervoor te zorgen dat de levensloopregelingen voor het einde van 2021 zijn afgewikkeld.
De inhoudingsplicht wordt verlegd naar de instelling, waar het levenslooptegoed is ondergebracht. In het oude overgangsrecht was de (ex-)werkgever inhoudingsplichtig.
Bron: ‘Nieuwsbrief Loonheffingen 2021’
Het complexe stelsel veroorzaakt schrijnende situaties.”Deze problematiek is binnen het huidige stelsel niet op te lossen. De stap naar een nieuw stelsel is dan ook noodzakelijk,” aldus de staatssecretaris.
Van Huffelen heeft vandaag het rapport ‘Alternatieven voor het toeslagenstelsel ’ gepresenteerd dat 3 scenario’s schetst om het stelsel te hervormen. Het belang van mensen die toeslagen ontvangen, is in deze scenario’s steeds centraal gesteld. Er is bij alle varianten gekeken of ze begrijpelijk zijn, wat mensen moeten doen om een toeslag te ontvangen en wat de risico’s zijn dat ze bedragen moeten terugbetalen. Daarnaast is gekeken naar inkomenseffecten en de uitvoerbaarheid.
Het rapport ‘Alternatieven voor het toeslagenstelsel ’ is geschreven met het oog op de formatie van een volgend kabinet. Omdat verandering van het toeslagenstelsel zorgvuldig moet en tijd zal vergen, schetst het rapport hoe het stelsel er in 2025 uit kan zien, en hoe in de periode daarna. Het is belangrijk om tijdens een langjarige stelselhervorming ook oog te houden voor een goede uitvoering van het bestaande toeslagenstelsel, benadrukt Van Huffelen.
Van Huffelen: “Er is het afgelopen jaar veel gesproken over de noodzaak om tot een ander stelsel te komen. Dit rapport laat zien dat het mogelijk is om richting een eenvoudiger stelsel te gaan. De vervolgstap is om hierin een keuze te maken. We hebben niet de luxe om niets te doen.”
Vergeleken met dit jaar is de toename van de koopkracht gering. In 2020 krijgen huishoudens naar verwachting gemiddeld 2,2 procent meer besteden. Toch is het een kleine opsteker in deze zware economische tijd.
Door de coronacrisis gaat de economie door een diepe dal en volgens koning Willem-Alexander moeten we ons schrap zetten voor de verdere negatieve gevolgen van de crisis.
Het is overigens belangrijk om te weten dat de schattingen van koopkracht ervan uitgaan dat er geen tweede lockdown komt vanwege een opleving van het coronavirus.
De stijging van de koopkracht verschilt per type huishouden. Werkenden, gezinnen zonder kinderen en tweeverdieners gaan er het sterkst op vooruit met respectievelijk 1,2 procent, 1,1 procent en 0,9 procent, becijferde het CPB.
Een van de belangrijkste maatregelen van de Prinsjesdag 2020 en één die veel effect op de koopkracht heeft, is de verlaging van inkomstenbelasting. Verder zijn er aanpassingen rondom box 3, de afbouw van zelfstandigenaftrek, toeslagen, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Het belastingtarief voor inkomens tot 68.507 euro daalt van 37,35 procent dit jaar naar 37,10 procent in 2021. Dit is één van de maatregelen die het kabinet vorig jaar al bekendmaakte en waaraan niet wordt gesleuteld.
Vanaf 2022 gaat dit tarief verder omlaag tot 37,03 procent in 2024.
Het basistarief in de inkomstenbelasting daalt de komende jaren in stappen, zoals de afbeelding hieronder laat zien. Zowel werkenden als mensen met een uitkering hebben hier voordeel van, omdat ze netto meer geld overhouden.
Gepensioneerden met inkomens tot ongeveer 35.000 euro ontvangen ook een belastingvoordeel. Het lagere tarief dat voor deze groep huishoudens geldt, wordt in 2024 teruggebracht naar 19,13 procent.
Door een extra verhoging van de algemene heffingskorting, een vast bedrag dat je in mindering mag brengen op de verschuldigde belasting, neemt de koopkracht van mensen met een inkomen tot 68.507 euro toe. De hoogte van de korting hangt af van het inkomen, waarbij lagere inkomens meer voordeel hebben dan hogere inkomens.
De verhoging van de arbeidskorting, een vast bedrag dat werkenden in mindering mogen brengen op de verschuldigde belasting, wordt volgend jaar van kracht.
Eerder stond de verhoging in 2022 in de planning. Daarvan hebben zowel mensen in loondienst als zelfstandigen voordeel. Deze verhoging komt bovenop een al eerder afgesproken verhoging voor 2021. Vanaf 2022 blijft de arbeidskorting gelijk.
De afbouw van de zelfstandigenaftrek gaat vanaf volgend jaar sneller dan eerder gepland. De aftrek daalt van 7.030 euro in 2020 naar 6.670 euro in 2021.
In de jaren daarna volt een verdere verlaging van de zelfstandigenaftrek.
Vanaf volgend jaar gaat vermogen dat in box 3 vrijgesteld is van belasting omhoog naar 50.000 euro per persoon. Dat is dus 100.000 euro voor fiscaal partners.
Momenteel betalen huishoudens belasting als hun vermogen boven 30.846 euro (of 61.692 euro met fiscaal partner) uitkomt.
Door deze verruiming van het heffingsvrij vermogen hoeven straks bijna 1 miljoen spaarders en kleine beleggers geen box 3-belasting meer te betalen, zo schat de overheid.
Daar tegenover staat dat huishoudens die meer vermogen hebben dan 50.000 euro iets meer belasting gaan betalen. Het tarief van de box 3-belasting stijgt van 30 procent dit jaar naar 31 procent in 2021.
Daarnaast wordt het fictief rendement voor de opbrengst uit vermogen aangepast. Tot een ton betaal je daardoor effectief 0,59 procent belasting.
Het kabinet is van plan verbeteringen aan te brengen in het toeslagenstelsel dat al jaren een hoofdpijndossier is. Een recent dieptepunt is de toeslagenaffaire waarbij duizenden ouders die kinderopvangtoeslag ontvingen, onterecht werden aangemerkt als fraudeurs door de fiscus en soms jarenlang door belastingaanslagen werden achtervolgd.
In het Belastingplan staan verschillende voorstellen om een “eerlijker stelsel met oog voor de menselijke maat ” te bereiken. Er zijn drie concrete verbeteringen bedacht.
Ten eerste krijgen huishoudens meer grip op hun toeslagen. Zo kunnen ze eerder een besluit van de Belastingdienst aanvechten en krijgen ze meer tijd om informatie aan te leveren om bijvoorbeeld een boete te voorkomen.
Verder zal de Belastingdienst coulanter omgaan met huishoudens. Zo hoeven bedragen kleiner dan 47 euro niet meer terugbetaald te worden. Ook kan de Belastingdienst in individuele gevallen een bedrag dat moet worden terugbetaald, verlagen.
Tot slot worden de voorwaarden die aan partners worden gesteld versoepeld of aangepast. Zo kan een partner de kinderopvangtoeslag houden als de andere partner in detentie zit.
De aanpak van fraude met inkomensafhankelijke regelingen wordt bekostigd uit de belastingopbrengsten. Inkomensafhankelijke regelingen zijn bijvoorbeeld:
Aanpak fraude met toeslagen
Het kabinet heeft fraudeaanpak bovenaan de agenda staan.
Er zijn maatregelen genomen op het gebied van:
Preventie is effectiever dan achteraf het geld proberen terug te halen. Daarom is bijvoorbeeld de beslistermijn voor de aanvraag van toeslagen verlengd. Door de langere beslistermijn kan de Belastingdienst extra controleren bij aanvragen met een verhoogd risico op fraude. Dit moet voorkomen dat de Belastingdienst ten onrechte geld uitbetaalt en niet meer kan terughalen.
De reikwijdte van beboetbare feiten wordt uitgebreid. Hierdoor kunnen straks meer mensen als medeplichtigen worden aangemerkt. En een boete krijgen. Ook is er de 1 bankrekeningmaatregel. Deze moet ervoor zorgen dat het niet meer mogelijk is dat iemand misbruik maakt van identiteitsgegevens van een ander. En zo onterecht toeslag ontvangt op zijn eigen bankrekening.
Fraudeurs zijn beter op te sporen doordat er meer samenwerking is in landelijke fraudeprojecten. Maar ook door informatie te koppelen. De Belastingdienst zet bijvoorbeeld steeds meer automatische nummerplaatherkenning (ANPR) in. Wie toeslagschulden heeft, kan aangehouden worden om de schuld ter plekke te betalen.
Mensen die ondersteuning in hun inkomen nodig hebben, ontvangen na de aanvraag zo snel mogelijk een toeslag. Hierbij gaat de overheid uit van vertrouwen en controleert achteraf of mensen daadwerkelijk recht hebben op een toeslag. Doordat de nadruk op dienstverlening ligt, was er in eerste instantie minder aandacht voor fraudepreventie.