Sinds 6 april kunnen bedrijven die omzetverlies hebben door de uitbraak van het coronavirus bij UWV een aanvraag indienen voor een subsidie in het kader van de Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW). De NOW-regeling is bedoeld om werkgevers die te maken hebben met een omzetverlies van minimaal 20 procent over 3 maanden tegemoetkoming in de loonkosten te geven. Hierdoor kunnen werkgevers hun werknemers met een vast én met een flexibel contract doorbetalen. De NOW-regeling is de opvolger van de regeling werktijdverkorting en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020 voor drie maanden. De NOW-regeling wordt met drie maanden verlengd. Voor deze tweede periode (NOW 2.0) gelden een aantal aanvullende voorwaarden. De aanvraag voor de eerste periode (NOW 1.0) kan je tot 5 juni doen en de aanvraag voor de NOW 2.0 kan vanaf 6 juli.
Als je een eerste aanvraag doet, kun je de periode voor omzetdaling laten beginnen op 1 juni, 1 juli of 1 augustus. Als je voor de tweede keer een beroep doet op de NOW moet de omzetperiode aansluiten op de periode gekozen in het eerste tijdvak. Het streven is het aanvraagloket per 6 juli 2020 open te stellen. In het tweede subsidietijdvak van de NOW wordt de subsidie gebaseerd op de loonsom van maart; deze wordt vergeleken met de loonsom van juni, juli en augustus. Andere voorwaarden hebben te maken met verhoging van opslag, bonussen, scholing en bedrijfseconomisch ontslag.
De in de berekening gebruikte opslag over de loonsom voor onder andere vakantiegeld, pensioenpremie en andere werkgeverslasten wordt verhoogd van 30 naar 40 procent. Daarmee wordt vanuit de NOW ook een bijdrage geleverd aan andere kosten dan de loonkosten.
Een bedrijf dat een aanvraag indient voor NOW 2.0 mag over dit jaar geen winstuitkering aan aandeelhouders doen, geen bonussen aan het bestuur en de directie uitkeren en geen eigen aandelen inkopen. Bonussen aan gewone medewerkers die horen bij de normale beloningssystematiek, zijn wel toegestaan. Voor concerns geldt een dergelijke voorwaarde al bij de eerste NOW-regeling.
Het ontwikkelen, bij- en omscholen van je werknemers wordt verplicht. Dit zal in een verklaring worden vastgelegd. Het kabinet trekt 50 miljoen euro uit om werkgevers en werknemers daarbij te helpen. Met het crisisprogramma ‘NL leert door’ kunnen medewerkers vanaf juli kosteloos online scholing en ontwikkeladviezen volgen. Dit crisispakket heeft een looptijd van juli tot en met december 2020. Nadere informatie en voorlichting hierover volgt. Ook kan de SLIM subsidie worden ingezet.
De boete bij ontslag op bedrijfseconomische basis verdwijnt. Wel vindt achteraf een correctie plaats op de te veel ontvangen subsidie bij de definitieve vaststelling. Als bedrijven voor meer dan 20 medewerkers bedrijfseconomisch ontslag willen aanvragen, zullen zij in de aanvraag een verklaring moeten ondertekenen dat zij met de vakbonden hierover zullen overleggen. Dit sluit aan bij de regelgeving rondom collectief ontslag. Ook blijft de wettelijke bescherming bij ontslag gewoon van kracht.
Het UWV zal bepaalde informatie over bedrijven die een NOW-aanvraag hebben ingediend, openbaar maken: onder andere de naam van de aanvrager, de verleende voorschotten en de vastgestelde subsidie zullen zichtbaar zijn. Vanaf eind juni wordt deze informatie op de website van het UWV gepubliceerd. Het gaat daarbij uitsluitend om de informatie waarvoor geen zienswijze gevraagd hoeft te worden.
Het kabinet heeft duidelijkheid geboden over de verplichte accountantsverklaring. De verzoeken tot vaststelling waarbij geen accountantsverklaring is vereist worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Een accountantsverklaring is bij de definitieve vaststelling verplicht in de volgende gevallen:
Een verklaring van derden (boekhouder, administratiekantoor, en dergelijke) is vereist bij een vaststelling van een subsidie met een voorschot boven de 20.000 euro of een vaststellingsbedrag boven de 25.000 euro, Deze partij moet genoemde omzetdaling kunnen bevestigen.
Een werkgever mag onder voorwaarden een bedrag voor de zorgverzekering op het minimumloon van zijn werknemer inhouden. Daarbij geldt wel een maximum in de vorm van de geraamde gemiddelde nominale premie. Voor 2020 is dit maximale bedrag vastgesteld op € 1.421 per jaar. Dit komt neer op (afgerond) € 118,42 per kalendermaand.
Het bedrag dat de werkgever in 2020 per betalingstermijn maximaal op het minimumloon mag inhouden om de zorgverzekeraar van de werknemer te betalen, heeft minister Bruins (Medische Zorg) bekendgemaakt in Regeling , houdende vaststelling van de geraamde gemiddelde nominale premie voor 2020. Tot maximaal € 1.421,- per jaar (€ 118,42 per kalendermaand) kan de werkgever onder voorwaarden en op basis van een schriftelijke volmacht van de werknemer betalingen uit het minimumloon verrichten aan de zorgverzekeraar.
Sinds 1 januari 2017 geldt voor werkgevers het verbod van inhoudingen op en verrekeningen met het wettelijk minimumloon. Op dit inhoudingsverbod is een uitzondering gemaakt voor huisvesting- en zorgverzekeringskosten, mits wordt voldaan aan de voorwaarden.
Op Prinsjesdag werden al voorlopige premies voor de werknemersverzekeringen en volksverzekeringen voor 2019 gepubliceerd. De definitieve tarieven die inmiddels bekend zijn, blijken hier op bepaalde punten toch nog van af te wijken.
De premie volksverzekeringen is in 2019 definitief onveranderd ten opzichte van 2018. Bij de premies werknemersverzekeringen zijn er wel de nodige ontwikkelingen. Dat valt te lezen in de rekenregels vanaf 1 januari 2019 en in een regeling van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de premiepercentages voor 2019.
Vooral de premies die samenhangen met de Werkloosheidswet (WW) wijken af van wat er op Prinsjesdag werd aangekondigd. Dit heeft te maken met de wijzigingen in de financiering van de WW die naar verwachting per 2020 van kracht worden op grond van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB).
De basispremie WAO/IVA/WGA – die in onderstaande tabel onder de noemer Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) is opgenomen – is voor 2019 bepaald op 6,46%. Dat is exclusief 0,5 procentpunt opslag voor de bijdrage kinderopvang.
Fonds | Verzekering | Percentage | Opmerking | |
2019 | 2018 |
|||
Aof | WAO, WGA, IVA, Kinderopvang | 6,46% + 0,5% | 6,27% +0,5% | Geldt voor alle fases en premiegroepen, inclusief 0,5% premie kinderopvang. |
Aok | WAO 1e 5 jaar | 0,00% | 0,00% | Geldt voor alle fases en premiegroepen. |
AZW | Aanvulling uitkering UWV 1e ziektejaar premiegroep I
Aanvulling uitkering UWV 1e ziektejaar premiegroep II |
ABU nnb
NBBU nnb ABU nnb NBBU nnb |
ABU 1,65% (wg 1,07%, wn max 0,58%)NBBU 1,41% (wg 0,70%, wn max 0,71%)
ABU 3,12% (wg 1,79%, wn max 1,33%) NBBU 2,13% (wg 1,06%, wn max 1,07%) |
ABU aanvulling tot 91%, zie ook CAO bijlage II NBBU aanvulling tot 90%, zie ook CAO bijlage 3. De genoemde premie is de totale premie voor wg en wn. Een deel mag worden doorberekend aan de wn. Premie is een gemiddelde voor de AZW-verzekerde bedrijven, anders eigen inschatting maken. |
AWF | WW, werkgeversaandeel | 3,60% | 2,85% | Geldt voor alle fases en premiegroepen. |
Sectorfonds | WW eerste 6 maanden, staartlasten ZW en WGA. | I 2,56% II 2,69% |
I 2,70% II 3,24% |
Met uitzendbeding, premiegroep IA en premiegroep IIA. |
WW eerste 6 maanden, staartlasten ZW en WGA. | 2,33% | 2,81% | Zonder uitzendbeding, premiegroep IB + IIB. | |
Whk vanaf 2014 | Publieke stelsel: ZW-Flex WGA |
4,85% (kleine wg) 0,10% – 8,48% (grote wg) 1,15% (kleine wg) |
4,59% (kleine wg) 0,10% – 8,03% (grote wg) 1,15% (kleine wg) |
Geldt voor alle fases en premiegroepen. De premie voor middelgrote wg is een glijdende schaal van sectorbepaald naar individueel. |
Whk vanaf 2014 | Eigenrisicodragers:
ZW-Flex WGA-vast |
Voorziening of premie verzekeraar
Voorziening of premie verzekeraar |
WGA-flex tot en met 2016 per definitie publieke stelsel. | |
ZvF | Zorgverzekeringswet | 6,95% | 6,90% | Geldt voor alle fases en premiegroepen. |
Zie ook:
Pensioenen niet verhoogd, premie stijgt verder in 2018
Volgens het grootste pensioenfonds van Nederland is een structureel hoger premieniveau nodig, omdat ABP er financieel niet goed voor staat.
Ambtenarenpensioenfonds ABP verhoogt de pensioenpremies komend jaar en zal de pensioenuitkeringen niet indexeren, zo laat het fonds donderdag weten.
ABP kan zoals verwacht de (opgebouwde) pensioenen in 2018 niet verhogen. Daarvoor is de financiële situatie niet voldoende. De premie voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen stijgt verder in 2018. De premie wordt 22,9%, deze is nu 21,1%. Dat heeft het ABP-bestuur vandaag besloten. Daarbij is rekening gehouden met het advies van het Verantwoordingsorgaan.
De premie stijgt vooral door het meerjarige premiebeleid dat ABP vorig jaar aankondigde. Dit leidt tot een structureel hogere premie vanaf 2017. Met de premiestijging in 2018 wordt de volgende stap gezet en in 2019 volgt de laatste stap. De premiestijging is nodig omdat pensioen duurder is geworden door de lage rente en het feit dat we steeds ouder worden. De wijzigingen in de middelloonregeling als gevolg van de vereenvoudiging van de regeling, hebben ook een verhogend effect op de premie. De stijging van de pensioenrekenleeftijd van 67 naar 68 jaar zorgt weer voor een verlaging van de premie. Bij elkaar genomen betekent dit dat de premie stijgt van 21,1% naar 22,9%.
Voor een deelnemer met een maandinkomen van €3.500 bruto betekent de verhoging van de premie in 2018 dat hij per maand ongeveer €8 netto meer betaalt.
De premie voor de eindloonregeling (militairen) wordt binnenkort bekend gemaakt.
Door de huidige financiële situatie kan ABP de pensioenen in 2018 niet verhogen. Daarvoor was de beleidsdekkingsgraad van 100,2% op 31 oktober 2017 niet voldoende. Om te kunnen indexeren moet de beleidsdekkingsgraad minimaal 110% zijn. ABP schat in dat er de komende vijf jaar ook niet of nauwelijks ruimte ontstaat om het pensioen te verhogen.
De kans dat ABP de pensioenen in 2018 moet verlagen is inmiddels klein geworden. Voor de komende jaren blijft die kans wel aanwezig. Als de beleidsdekkingsgraad tot en met 2020 onder het vereiste niveau van 104,2% blijft, is verlaging van de pensioenen noodzakelijk.
Door de toegenomen levensverwachting moet de AOW-leeftijd geleidelijk worden verhoogd tot minstens 69 jaar dat in 2040.
Dat concludeert econoom Willem Heeringa van Tilburg University in een promotieonderzoek.
Gebeurt dat niet, dan zouden de AOW-premies omhoog moeten of het ouderdomspensioen moeten worden versoberd. Sinds de introductie van het pensioenstelsel in 1957 leven de Nederlanders gemiddeld langer en krijgen ze minder kinderen. Daarbij zijn mannen minder gaan werken, maar vrouwen juist meer. De toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen weegt echter niet op tegen de negatieve effecten van de daling van het geboortecijfer en de afgenomen arbeidsparticipatie van mannen, stelt Heeringa.
De econoom stelt ook vast dat Nederlandse pensioenfondsen de pensioenpremies van jongeren risicovoller zouden moeten beleggen dan die van ouderen. Meer in aandelen beleggen levert voor de jongere generaties uiteindelijk meer op.
En ook zouden de AOW-premies omhoog moeten of het ouderdomspensioen moeten worden versoberd. Sinds de introductie van het pensioenstelsel in 1957 leven de Nederlanders gemiddeld langer en krijgen ze minder kinderen.
Daarbij zijn mannen minder gaan werken, maar vrouwen juist meer. De toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen weegt echter niet op tegen de negatieve effecten van de daling van het geboortecijfer en de afgenomen arbeidsparticipatie van mannen, stelt Heeringa.
De politiek heeft ingezet op een geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2021. Daarna wordt de pensioengerechtigde leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.
Vakbond FNV pleit voor een bevriezing van de AOW-leeftijd op 65 jaar en 9 maanden. Minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken liet echter onlangs weten dat dat niet gaat gebeuren. Dat zou miljarden per jaar kosten. ”Dat is onverstandig en onbetaalbaar. En jongeren zijn daarvan de dupe. Die betalen daarvoor de rekening”, zei de minister eerder deze maand.