Werknemers hebben bij hun eerste loonbetaling altijd recht op een specificatie: de zogenoemde loonstrook. Daarna hoeven hun werkgevers in principe geen loonstrookjes meer uit te delen, tenzij er iets verandert in het loon van de werknemer. In de praktijk krijgen de meeste werknemers daarom elk loontijdvak een specificatie van hun loon.
De Belastingdienst wijzigde onlangs het Handboek Loonheffingen 2019: eerst stond er een lijst met gegevens die niet op de loonstrook hoefden, maar waarvan het wel aan te raden was om ze toch op te nemen. Die lijst is geschrapt.
Ja, de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) schrijft voor dat per 1 januari 2020 ook op de loonstrook staat of de werknemer een vast contract heeft of dat er juist sprake is van een flexibel contract. Die informatie is nodig, omdat de werknemer via de loonstrook zijn werkgever kan controleren. Als de werkgever te weinig WW-premie afdraagt, doordat hij in de loonaangifte een vast contract heeft doorgegeven, maar op de loonstrook aan de werknemer een tijdelijk contract heeft vermeld, kan er (opzettelijk) verkeerde informatie verstrekt zijn. Er is dan sprake van valsheid in geschrifte waarvoor de werkgever strafrechtelijk kan worden vervolgd.
Een werkgever mag de loonstroken van een werknemer alleen digitaal verstrekken als hij daarvoor de expliciete toestemming heeft van de werknemer. Zonder die toestemming moet hij ze dus – op een veilige manier natuurlijk, het gaat immers om persoonlijke informatie – op papier uitdelen.
Overigens moeten digitale loonstroken ook goed beveiligd worden. Ze zomaar per e-mail verzenden is dan ook geen goed idee. Wel kan de werkgever gebruikmaken van een online portaal of van goed beveiligde e-mailberichten. Hoe dan ook moet de werknemer de loonstrook kunnen opslaan zodat hij hem later nog kan inzien.
Bijtelling auto 2020
Minimumloon 2020
Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)
Loonstroken hebben nog veel fouten in vakantiebijslag
Loonstrook op schrift weigeren!
Hoe lees je een loonstrook?
Veruit de meeste werkenden gaan erop vooruit in hun eerste loonstrookje van 2019. Zij kunnen 1,0 tot 2,5% meer netto loon tegemoet zien in januari 2019 dan in december 2018. De verlaging van de inkomstenbelasting draagt daaraan bij, net als de verhoging van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Daardoor wordt werken meer lonend. Mensen met een middeninkomen gaan er het meeste op vooruit.
Uitkeringsgerechtigden en ouderen houden ook meer over in het nieuwe jaar. Mensen met een uitkering of AOW krijgen meer geld op hun rekening gestort omdat de uitkeringsbedragen met de inflatie meestijgen. Ook komen de bijstand en de AOW in 2019 netto hoger uit door de hogere algemene heffingskorting.
Ouderen met een hoger aanvullend pensioen zien de verlaging van de inkomstenbelasting in januari op hun loonstrookje. Ouderen met een klein aanvullend pensioen ontvangen in januari maximaal €3 minder van hun pensioenuitvoerder. Dat komt door een hoger belastingtarief in de eerste schijf. Daar staat echter €32 meer AOW per maand tegenover. Bij de belastingaangifte krijgen zij bovendien €178 meer ouderenkorting, waardoor per saldo minder belasting betalen.
Tegelijkertijd zullen de prijzen komend jaar ook stijgen. Zo neemt het lage BTW-tarief toe van 6% naar 9% en gaat de energiebelasting omhoog. Toch compenseert het hogere netto inkomen het stijgende prijsniveau voor de meeste huishoudens. Naar verwachting gaat 96% van de huishoudens erop vooruit. In doorsnee stijgt de koopkracht van huishoudens met 1,6% ten opzichte van 2018. Dat blijkt uit koopkrachtberekeningen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Vooral middeninkomens en gezinnen met kinderen zien hun koopkracht stijgen. Zo gaat een gezin dat anderhalf keer modaal verdient en kinderen heeft er 1,3% op vooruit. Dat komt enerzijds door het verlagen van de belasting op werken. Anderzijds neemt de kinderbijslag en de kinderopvangtoeslag toe, waardoor gezinnen beter af zijn.
Niemand kan natuurlijk precies voorspellen wat een nieuw jaar brengt. Niet alleen kabinetsbeleid, ook de ontwikkeling van de economie hebben impact op deze koopkrachtberekeningen. Maar als mensen een bonus krijgen, promotie maken, gaan samenwonen of hun baan kwijtraken, heeft dat een veel groter effect op de portemonnee van huishoudens. Die effecten zijn vooraf niet goed in te schatten, en zitten daarom niet in de koopkrachtplaatjes.
Bron: Belastingdienst
Inkomens tot 1.750 euro per maand (eerste schijf) zien geen verschil. De hogere belastingtarieven gelden alleen voor de tweede en derde schijf.
De verhoging van het belastingtarief van 40,20% naar 40,40% werd pas in december bekend, waardoor deze per 1 januari nog niet doorgevoerd kon worden. Om naheffing te voorkomen, volgt er per 1 april een “inhaalslag” over de eerste drie maanden. De resterende negen maanden van dit jaar wordt er gerekend met een tarief van 40,46%