De Belastingdienst gaat pas vanaf oktober 2021 boetes uitdelen aan bedrijven die zelfstandigen werk laten doen waarvoor eigenlijk een dienstverband nodig is. Daar zou begin komend jaar al mee begonnen worden, maar minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) laat maandag aan de Tweede Kamer weten dat eerst nog verder geëxperimenteerd moet worden met een soort handleiding voor opdrachtgevers.
Mogelijk kunnen nog langer geen boetes worden opgelegd, waarschuwt de bewindsman. Overigens controleren de Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie) en de Belastingdienst op dit soort schijnconstructies, maar boetes en correcties blijven in de meeste gevallen vooralsnog uit.
Vanaf januari wordt een half jaar lang een webmodule getest. Opdrachtgevers moeten dan vragen invullen. Deze vragenlijst moet duidelijk maken of het werk moet worden uitgevoerd door een werknemer of dat een zelfstandige zonder personeel (zzp’er) het ook kan doen.
Opdrachtgevers die de vragenlijst de komende maanden invullen, zijn niet juridisch gebonden aan de uitkomst ervan, legt Koolmees uit. Na de proef wordt de module geëvalueerd. De handhaving van schijnconstructies wordt na de evaluatie opgebouwd, op zijn vroegst vanaf 1 oktober.
Voordat de Belastingdienst gaat handhaven, wil Koolmees eerst ook een “breed maatschappelijk gesprek ” voeren over eventuele problemen die werkgevers, opdrachtgevers en zelfstandigen tegenkomen. Met dat gesprek wil hij ook het belang van de regels onderstrepen.
Het gesprek zal naar verwachting plaatsvinden met belangenorganisaties van werkgevers en ondernemers, maar de bewindsman sorteert ook voor op “sectorgerichte gesprekken “.
De gebruikelijkloonregeling houdt in dat een aanmerkelijkbelanghouder wordt geacht een loon te krijgen dat normaal is voor het niveau en de duur van zijn arbeid.
Het gebruikelijk loon moet minimaal het hoogste bedrag zijn van de volgende bedragen:
Komt u als directeur-grootaandeelhouder niet weg met een gebruikelijk loon van € 45.000,-, dan moet bij het hoger vaststellen ervan rekening worden gehouden met de doelmatigheidsmarge. Wat is dit? Wat scheelt dit per saldo in uw geval?
Als directeur-grootaandeelhouder (DGA) bent u verplicht jaarlijks een wettelijk voorgeschreven salaris op te nemen. Hierover betaalt u progressief belasting en premies Zorgverzekeringswet. Daarom is het in uw eigen belang dit gebruikelijk loon niet hoger te laten zijn dan strikt noodzakelijk. Dividend is namelijk een stuk lager belast.
In uw BV betaalt u over de eerste € 200.000,- winst 20% vennootschapsbelasting en over het meerdere 25%. Over hetgeen u daarna opneemt, betaalt u als DGA 25% belasting in box 2. In totaal betaalt u dus 40 tot 43,75% belasting, afhankelijk van de hoogte van de winst van uw BV. Een stuk minder dus dan de heffing van 52%, die u over het grootste deel van uw salaris kwijt bent.
Criteria
Uw gebruikelijk loon moet in 2017 minstens € 45.000,- bedragen. Daar komt u in veel gevallen echter niet mee weg, omdat als vergelijking gekeken wordt naar het salaris dat u bij een ander zou kunnen verdienen. Daarnaast mag uw gebruikelijk loon ook niet minder zijn dan het salaris van uw best verdienende werknemer.
De bepaling van wat precies de omvang van uw gebruikelijk loon moet zijn, is voor discussie vatbaar. Om muggenziften te voorkomen is daarom een doelmatigheidsmarge ingebouwd van 25%. Dat wil zeggen dat het door u te onttrekken salaris maximaal 25% mag afwijken van wat u aan vergelijkbaar salaris zou kunnen verdienen, met een minimum van € 45.000,- (2017).
Zo hoog mogelijk
Omdat de inspecteur in deze de bewijslast heeft, is het van belang dat u erop let dat deze doelmatigheidsmarge is meegenomen. De fiscus heeft er namelijk baat bij uw gebruikelijk loon zo hoog mogelijk vast te stellen. Houd er dus rekening mee dat de doelmatigheidsmarge niet altijd in volle omvang wordt meegenomen en ga niet te snel akkoord met een voorgesteld gebruikelijk loon. Blijft u van mening verschillen, dan zal de inspecteur immers moeten bewijzen dat zijn berekening correct is.
Een simpel sommetje leert ons dat het onvoldoende rekening houden met de doelmatigheidsmarge zomaar enkele duizenden euro’s kan schelen.
De inspecteur stelt uw salaris vast op € 180.000,-, terwijl u bij een derde € 200.000,- zou kunnen verdienen. Met inachtneming van de doelmatigheidsmarge zou uw gebruikelijk loon € 200.000,- x 75% = € 150.000,- moeten zijn. U betaalt dus 52% belasting over € 30.000,-, in plaats van 40%. Dit is dus 12% te veel, oftewel: € 3.600,-.
Te hoog
Anderzijds ligt de bewijslast bij u als u van mening bent dat uw gebruikelijk loon eigenlijk lager moet zijn dan wettelijk is voorgeschreven. Als uw bestbetaalde werknemer meer dan 75% verdient van wat u bij een derde in een vergelijkbare functie betaald krijgt, mag u uitgaan van deze 75%. U moet dit dan wel aannemelijk kunnen maken. Dat geldt ook als u van mening bent dat hetgeen u bij een derde kunt verdienen minder is dan het genoemde minimum van € 45.000,-. U mag dan van dit lagere loon uitgaan.
Bron: Belastingdienst
Vanaf juli gaat de Belastingdienst actief de sectorindeling van werkgevers controleren.
Volgens de Belastingdienst is het namelijk mogelijk dat een werkgever een andere sector opgeeft dan de sector die bij de Belastingdienst geregistreerd staat.
De sectoraansluiting bepaalt de hoogte van de sectorpremie en kan van invloed zijn op de hoogte van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas die u als werkgever moet betalen. Dat sommige werkgevers de onjuiste sectorpremie toepassen en/of in een onjuiste sector zijn ingedeeld is een feit.
Uit ervaring weten wij dat sommige werkgevers bij de aanvraag van het loonheffingennummer de omschrijving van de werkzaamheden bewust anders beschrijven om in een goedkopere sector ingedeeld te zijn of pensioenverplichtingen te voorkomen. De fiscus komt zo tot een andere indeling dan zij op basis van de feitelijke werkzaamheden zou moeten.
Daarnaast kunnen de werkzaamheden van een onderneming door de jaren heen gewijzigd zijn.
Nieuwe producten, uitgebreidere dienstverlening, veranderende markten zijn bekende oorzaken.
Bent u van mening dat voor u een andere sectorpremie van toepassing is, dan mag u dit niet zomaar aanpassen in uw loonprogramma. Als uw maatschappelijke functie anders is dan volgens de beschikking van de Belastingdienst, dan moet u dit schriftelijk melden aan de Belastingdienst. Die bepaalt dan of en zo ja, met ingang van wanneer, de andere sector voor u van toepassing is. Het toepassen van een 'onjuiste' sectorpremie kan niet alleen leiden tot naheffingen, maar ook boetes.