De regels over inhuur van zzp’ers zijn voor veel opdrachtgevers onduidelijk. Daarom heeft het kabinet een webmodule laten maken die kan helpen bij de beoordeling van de arbeidsrelatie.
De vragenlijst is een hulpmiddel om vast te stellen of de opdrachtnemer de werkzaamheden buiten een dienstbetrekking kan uitvoeren.
De webmodule is nog in ontwikkeling, maar al als pilot beschikbaar. Deze pilot duurt in ieder geval 6 maanden.
Gedurende de pilotfase geeft de webmodule een indicatie van de arbeidsrelatie voor zover dat mogelijk is. Deze uitkomsten hebben geen juridische status.
Als u alle vragen in de webmodule heeft beantwoord, krijgt u 1 van de volgende uitkomsten:
Deelname aan de webmodule is vrijwillig en de opdrachtgever kan deze anoniem invullen.
Meer informatie vindt u op het Ondernemersplein van de KVK.
Bij opting-in brengt u de arbeidsrelatie vrijwillig onder de loonbelasting/volksverzekeringen. U houdt dan loonbelasting/premie volksverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) in. Opting-in geldt niet voor de werknemersverzekeringen.
Om te kiezen voor opting-in moet de opdrachtnemer voldoen aan de volgende voorwaarden:
Als u en de pseudowerknemer de regeling willen toepassen, dan geeft u dit door aan de Belastingdienst. Hiervoor kunt u het formulier ‘Verklaring Loonheffingen Opting-in ‘ gebruiken. Met dit formulier verklaren u en de pseudowerknemer dat u samen kiest voor opting-in. De regeling geldt alleen voor de werkzaamheden die u op het formulier vermeldt.
Hebt u nog geen loonheffingennummer, dan meldt u zich ook aan als werkgever. Hiervoor gebruikt u het formulier ‘Melding Loonheffingen Aanmelden Werkgever ’. U ontvangt dan binnen 6 weken een loonheffingennummer van de Belastingdienst.
Voordat de pseudowerknemer bij u gaat werken, moet u voldoen aan de volgende verplichtingen:
De werknemer geeft deze gegevens door vóór de 1e werkdag. Of als u de werknemer op de 1e werkdag aanneemt, op de 1e werkdag vóór aanvang van de werkzaamheden.
In paragraaf 2.2 en 2.3 Handboek Loonheffingen leest u hier meer over.
Na de melding moet u loonheffingen inhouden en betalen, en gelden de gewone regels voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Dit betekent bijvoorbeeld dat u de pseudowerknemer de mogelijkheid kunt geven om deel te nemen aan een pensioenregeling. Ook mag u de werkkostenregeling gebruiken om onbelaste vergoedingen en/of verstrekkingen te geven.
Op de beloning van de pseudowerknemer moet u bijdrage Zvw inhouden.
De pseudowerknemer is geen werknemer voor de werknemersverzekeringen, dus u bent geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd.
Voor de pseudowerknemer gebruikt u in de aangifte de volgende codes:
De keuze voor opting-in heeft geen arbeidsrechtelijke gevolgen. Er ontstaat bijvoorbeeld geen ontslagbescherming.
U kunt op ieder moment stoppen met toepassen van opting-in. Dit geldt ook voor de werknemer. In beide gevallen moet u dit schriftelijk doorgeven aan de Belastingdienst.
U kunt niet met terugwerkende kracht voor opting-in kiezen. Heeft u voor bepaalde werkzaamheden voor opting-in gekozen, dan kunt u dat niet met terugwerkende kracht ongedaan maken.
Gegevensspecificaties aangifte loonheffingen 2020
Verklaring Loonheffingen Opting-in
Melding Loonheffingen Aanmelding Werkgever
Model opgaaf gegevens voor de loonheffingen
Artikel 4 letter f Wet op de loonbelasting
Artikel 2g Uitvoeringsbesluit loonbelasting
De onderwerpen van de kennissessies voor de loonheffingen zijn:
In deze presentatie geeft de Belastingdienst antwoord op veelvoorkomende praktijkvragen. Daarnaast ontvangt u informatie over de herziening van de premie in 2020 en 2021.
Team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen (GWO) behandelt 5 thema’s die betrekking hebben op in Nederland gevestigde werkgevers met werknemers die buiten Nederland wonen.
De volgende thema’s komen aan bod:
De onderwerpen tijdens deze sessie zijn:
De Belastingdienst praat u bij over de coronamaatregelen voor de loonheffingen. Ook de onbelaste thuiswerkfaciliteiten komen aan bod. Daarnaast informeert de Belastingdienst u over de wijzigingen in de loonheffingen per 1 januari 2021.
Deze sessie staat geheel in het teken van het ‘bijzonder uitstel van betaling’ en de betalingsregeling die de Belastingdienst aanbiedt.
Vanaf 26 oktober 2020 kunt u zich inschrijven via de internetsite van Intermediairdagen.
Meer informatie vindt u op de themapagina.
Een op de drie werknemers ziet het later krijgen van salaris als een optie, als het bedrijf daarmee gered kan worden, blijkt uit onderzoek van een HR, payroll en salarisdienstverlener.
Tegenover werknemers die bereid zijn om op enige wijze in te leveren, staat ook een deel dat geen zin heeft in bezuinigingen op het salaris of de arbeidsvoorwaarden door de werkgever. Dat geeft ongeveer 30 procent van de ondervraagden aan.
De salarisdienstverlener peilde de mening van 11.000 werknemers wereldwijd en vroeg hen naar hun mening over oplossingen om het voortbestaan van de onderneming te waarborgen. Daarbij werd onder meer gevraagd naar de bereidheid tot salarisverlaging, uitstel van loonbetaling of beëindiging van de arbeidsrelatie.
“De coronacrisis raakt ons allemaal en dat besef is ook bij iedereen aanwezig. De resultaten laten zien dat we solidair zijn met onze werkgever “, stelt de algemeen directeur van de salarisdienstverlener in een persverklaring.
Daarnaast zal volgens de algemeen directeur ook meespelen dat baanverlies in sommige sectoren een reëel risico is. Niemand verliest graag zijn of haar baan. Dan kan het aantrekkelijk zijn om iets in te leveren om de positie te redden.
De grootste bereidheid tot inleveren ligt bij het later ontvangen van salaris. Werknemers lijken ervan uit te gaan dat ze het met behulp van spaargeld wel even kunnen redden. “Tegelijkertijd weten ze dat ze daarna alsnog hun salaris krijgen “, zegt de algemeen directeur.
Van de respondenten die een salarisverlaging zouden accepteren, vindt maar liefst 18 procent een verlaging van 21 tot 30 procent nog te doen.
Bron: BI NL
Goed geïnformeerd of niet: 82 procent van de salarisverwerkers verwacht dat de WAB hun dagelijkse werk verandert.
Dat blijkt uit het Trendonderzoek salarisadministrateurs 2019 van het Nederlands Instituut van Register Payroll Accounting (NIRPA), uitgevoerd door Berenschot en uitgegeven door Performa. Aan het onderzoek deden 1.149 loonadministrateurs mee.
Door de invoering van de Wab worden werkgevers gestimuleerd om werknemers met een tijdelijk of flexcontract sneller meer zekerheid te bieden. Tegelijkertijd blijft flexwerk mogelijk wanneer dat nodig is. Veel salarisprofessionals zijn het erover eens dat deze nieuwe wet hun dagelijkse werk zal veranderen, 19 procent denkt zelfs dat dit grote veranderingen betreffen. En dat niet alleen, veel professionals (31 procent) vermoeden dat de Wab ook de werkdruk verder zal verhogen. ‘Ook uit de voorgaande trendonderzoeken blijkt al dat salarisverwerkers de werkdruk als hoog ervaren. Vanuit het oogpunt van werkgeverschap is het goed als er aandacht is voor het stapeleffect op de werkzaamheden van salarisverwerkers bij telkens veranderende wet- en regelgeving’, zegt Marcel van der Sluis, directeur-bestuurder bij NIRPA.
Uit het onderzoek blijkt dat de trend van een toenemende werkdruk en complexiteit van het werk in algemene zin doorzet. Ook in de vorige edities van het trendonderzoek bleek dat loonadministrateurs vinden dat hun vakgebied onder druk staat. Eén van de oorzaken hiervan is de flexibilisering van de arbeidsrelaties. Van de respondenten geeft 43% aan dat zij een toename ervaren in het aantal tijdelijke contracten, oproepcontracten of inhuur van tijdelijke krachten binnen hun organisatie. Bijna de helft (48%) van deze loonadministrateurs geeft aan dat het werk hierdoor complexer wordt. Ook de werkdruk stijgt volgens 60% van degenen die de toename van flexwerk herkennen.
Met de toename van flexibele arbeidsrelaties stijgt ook de scholingsbehoefte van loonadministrateurs. Van degenen die een toename van dit soort flexkrachten ervoeren, heeft maar liefst 38 procent behoefte aan scholing op korte (24 procent) of iets langere termijn (14 procent). Meer dan de helft (53 procent van de respondenten vond hun kennis toereikend, een lichte daling ten opzichte van 2018 (57 procent).
Bron: NIRPA Trendonderzoek