Premiekortingen maken het voor werkgevers financieel aantrekkelijker om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Er zijn drie soorten premiekortingen:
Indien de werknemer gedurende het volledige kalenderjaar 36 uur per week werkt, wordt de maximale hoogte van de premiekorting bereikt. Werkt de werknemer minder dan 36 uur per week of bestaat de dienstbetrekking niet het hele kalenderjaar, dan wordt de premiekorting evenredig minder.
Premiekortingen kunt u toepassen zolang de dienstbetrekking bestaat, maar maximaal 3 jaar (maximaal 1 jaar bij een herplaatste werknemer) en uiterlijk totdat de werknemer de AOW-leeftijd bereikt.
U past de premiekorting zelf toe in de aangifte loonheffingen. De premiekorting verrekent u met het totaal van de premies werknemersverzekeringen die u voor al uw werknemers moet betalen, dus ook voor werknemers voor wie u geen recht hebt op premiekortingen. De premiekorting kan echter niet hoger zijn dan het totaal aan verschuldigde premies. Meer informatie over het berekenen en toepassen van premiekortingen vindt u het handboek loonheffingen van de Belastingdienst.
Premiekortingen kunt u combineren met het lage-inkomensvoordeel in 2017.
Het berekenen van premiekortingen voor werknemers die werken o.b.v. stukloon is niet meegenomen in deze calculator. Meer informatie over het toepassen van premiekortingen voor werknemers die werken o.b.v. stukloon vindt u in het handboek loonheffingen van de Belastingdienst.
Vanaf 2018 wordt de systematiek van premiekortingen vervangen door loonkostenvoordelen (LKV). Net als premiekortingen, maken LKV het voor werkgevers financieel aantrekkelijker om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Het verschil met premiekortingen is dat de Belastingdienst bij LKV achteraf een tegemoetkoming uitbetaalt op basis van het aantal verloonde uren in een jaar, i.p.v. dat u de premiekorting zelf per aangiftetijdvak met de verschuldigde premies moet verrekenen. Er zijn drie soorten loonkostenvoordelen:
De werkgever heeft recht op LKV zolang de dienstbetrekking bestaat, maar maximaal 3 jaar (maximaal 1 jaar bij een herplaatste werknemer) en uiterlijk totdat de werknemer de AOW-leeftijd bereikt.
Om een loonkostenvoordeel aan te vragen dient u in de aangifte loonheffingen in het betreffende tijdvak de indicatie voor het betreffende loonkostenvoordeel op ‘ja’ te zetten. U moet dan wel een doelgroepverklaring hebben. De werknemer moet zo’n doelgroepverklaring zelf aanvragen bij zijn uitkeringsinstantie (UWV of gemeente).
Het loonkostenvoordeel wordt medio september in het volgende kalenderjaar door de Belastingdienst uitbetaald. Het loonkostenvoordeel over 2018 wordt dus in 2019 door de Belastingdienst uitbetaald.
LKV en het lage-inkomensvoordeel (LIV) kunt u niet combineren. Heeft u recht op zowel LKV als het LIV, dan geldt het financieel meest gunstige instrument.