U vindt de aanvulling in onderdeel 5 van de ‘Handreiking voor de interpretatie van het begrip “Regeling voor vervroegde uittreding” als bedoeld in artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964 ’.
Als onderdeel van het op 5 juni 2019 door kabinet, werknemers- en werkgeversorganisaties gesloten principeakkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel, is voor RVU’s tijdelijk een drempelvrijstelling ingevoerd. Voor zover de betalingen in het kader van de RVU onder het bedrag van de drempelvrijstelling blijven, is geen RVU-heffing verschuldigd.
De voorwaarden voor de RVU-drempelvrijstelling zijn als volgt:
Wordt aan bovenstaande voorwaarde voor wat betreft de 36-maandsperiode voor de AOW-leeftijd niet voldaan, dan is de RVU-drempelvrijstelling niet van toepassing en is RVU-heffing verschuldigd over de volledige uitkering.
Staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken en Klimaat): “De Tegemoetkoming Vaste Lasten wordt in Q1 2021 uitgebreid. Bedrijven en ZZP’ers die aan de voorwaarden voldoen, kunnen meer subsidie aanvragen. En dat is nodig, want deze coronacrisis duurt veel te lang en het is loodzwaar voor ondernemers. Juist in deze tijd moeten we omkijken naar elkaar. Daarom heeft het kabinet het steunpakket fors uitgebreid. Ondernemers kunnen nu TVL Q1 aanvragen, zodat zij zo snel mogelijk hun subsidie ontvangen. De uitbreidingen op het pakket voeren we later door en worden met een extra voorschot verwerkt. Op deze manier kunnen ondernemers snel gebruik maken van de regelingen want dat is echt nodig.”
Ondernemers die eerder gebruik konden maken van de TVL-regeling kunnen vanaf 15 februari 12:00 uur een aanvraag indienen. Hierbij zullen in eerste instantie nog de voorwaarden zoals aangekondigd in december gelden. De nieuwe voorwaarden zoals aangekondigd op 21 januari worden na goedkeuring door de Europese Commissie door RVO verwerkt en door middel van een extra voorschot uitbetaald. De uitbreiding van TVL Q4 die eerder is aangekondigd wordt nu verwerkt bij de uitbetaling.
Ondernemers in de evenementenbranche zijn voor een groot deel afhankelijk van hun omzet in de zomermaanden. Daarmee kunnen zij de stillere wintermaanden overbruggen als er weinig evenementen zijn. Door de coronabeperkingen hebben deze ondernemers veel omzet in de zomer gemist. Omdat de TVL-regeling is gebaseerd op de omzet en vaste lasten van hetzelfde kwartaal van het jaar daarvoor, en de omzet in de evenementenbranche vaak sterk seizoengebonden is, kunnen deze ondernemers vaak geen gebruik van de TVL-regeling. Ondernemers uit de evenementenbranche die aan de voorwaarden voldoen kunnen vanaf 18 februari 12:00 uur tot 18 maart 17:00 uur een aanvraag doen voor de Evenementenmodule Q4 2020. De ondernemer ontvangt 33,3% van de TVL subsidie in de zomer van 2020, met een minimum van 750 euro en maximum van 16.667 euro. De opening van de evenementenmodule voor Q1 2021 wordt in maart verwacht.
Het kabinet heeft op 21 januari een forse uitbreiding van de TVL-regeling aangekondigd. Daarmee kunnen meer ondernemers aanspraak maken op regeling en wordt de hoeveelheid steun verhoogd. De regeling wordt voor het eerst opengesteld voor bedrijven met meer dan 250 werknemers. Om meer kleine ondernemers zoals schoonheidsspecialisten en rijschoolhouders toegang te geven tot de regeling wordt de vaste lasten drempel daarnaast verlaagd naar 1.500 euro. Het subsidiepercentage wordt verhoogd naar 85% voor alle ondernemers met een omzetverlies vanaf 30%. Het maximale subsidiebedrag wordt daarbij verhoogd naar 330.000 euro voor het mkb en 400.000 euro voor het niet-mkb. Het minimale subsidiebedrag wordt bovendien verdubbeld tot 1.500 euro.
Onderdeel van de uitbreiding van de TVL-regeling is de verlenging en verhoging van de voorraadsubsidie voor verplicht gesloten detailhandel. De subsidie zal in het eerste kwartaal van 2021 neerkomen op een opslag van 21% op het vaste lastenpercentage in de TVL (voorheen 5,6%), tot maximaal 200.000 euro.
Ondernemers uit de reisbranche die aan de voorwaarden voldoen kunnen gebruik maken van de Eenmalige Opslag voor Annuleringskosten Reizen. Deze subsidie helpt ondernemers bij het betalen van de kosten door annuleringen die niet volledig terugbetaald worden. Bijvoorbeeld door vliegtuigmaatschappijen en hotels. Hiervoor zal eenmalige opslag van 3,4% op het vaste lastenpercentage worden toegevoegd tot maximaal 130.000 euro.
Ondernemers in land- en tuinbouw kunnen een opslag krijgen voor speciale kosten, zoals diervoeding, gewassenbescherming en (plant)verzorging. Hiervoor wordt een eenmalige opslag van 21% toegevoegd aan het vaste lastenpercentage.
De uitbreidingen van de TVL-regeling, inclusief de toegang voor grotere bedrijven en de opslag voor de detailhandel en reisbranche, zijn nog niet actief op het moment dat de regeling opengaat. Dit moet eerst worden verwerkt in een wijzigingsregeling, goedgekeurd door de Europese Commissie en worden aangepast in de systemen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Wanneer de uitbreiding is verwerkt, ontvangen ondernemers een extra voorschot en kunnen grotere bedrijven een TVL aanvraag doen.
Wanneer de uitbreiding wordt doorgevoerd is nog niet bekend. In het schema hieronder is de huidige situatie en de nieuwe situatie als de uitbreidingen zijn verwerkt samengevat.
Bij vragen over het steun- en herstelpakket corona kunnen bedrijven en werkenden kijken op rijksoverheid.nl/steunpakket. Ondernemers kunnen voor meer vragen ook terecht op de website van de Kamer van Koophandel: kvk.nl/corona. Staat het antwoord op uw vraag er niet bij? Bel dan het adviesteam via 0800 – 2117.
Regeling: Tegemoetkoming voor Vaste Lasten (TVL) – Publicatie | 12-02-2021
Vanaf 2020 zijn er in het kader van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) 3 zogenoemde ‘contractindicaties’:
In 2020 moest u de contractindicaties altijd aanleveren (met ‘Ja’ of ‘Nee’) bij de volgende codes soort inkomstenverhouding (inkomenscode):
De contractindicaties zijn voor de Wab alleen nodig als er sprake is van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW. Vanaf 2021 levert u de 3 contractindicaties alleen nog maar aan als er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat is het geval bij de volgende codes aard arbeidsverhouding:
U levert de contractindicaties vanaf 2021 niet meer aan (ook niet met ‘Nee’) bij de volgende codes aard arbeidsverhouding:
Het bleek dat er onduidelijkheid bestond over wat wij bedoelen met ‘deelvisser’ bij de code aard arbeidsverhouding. Met ‘deelvisser’ bedoelen wij het lid van de bemanning dat als beloning aanspraak heeft op een deel van de opbrengt van de visvangst, maar alleen voor zover hij in fictieve dienstbetrekking is op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel f van de Ziektewet. Dus niet voor personen met een arbeidsovereenkomst. Daarvoor gebruikt u code 1.
Hiervóór kunt u lezen dat u bij code aard arbeidsverhouding 18 (Publiekrechtelijke aanstelling) geen contractindicaties meer hoeft aan te leveren. Daarmee zou met name het CBS informatie ontberen. Daarom treft u met ingang van 2021 een nieuwe rubriek aan: ‘Indicatie publiekrechtelijke aanstelling voor onbepaalde tijd’. Alleen als u code aard arbeidsverhouding 18 hebt ingevuld, vult u deze rubriek in met ‘Ja’ of ‘Nee’. In andere gevallen vult u niets in.
Bron:Belastingdienst ‘Nieuwsbrief Loonheffingen 2021 – Uitgave 328 januari 2021‘
Met het overgangsrecht konden werknemers tot 1 januari 2022 tegoed opnemen of omzetten in pensioenaanspraken. Maakte de werknemer hier geen gebruik van, dan was op 31 december 2021 het zogenaamde fictieve genietingsmoment. De (ex-)werkgever was inhoudingsplichtig: hij moest loonheffingen inhouden en betalen.
Voor levenslooptegoeden, die nog niet zijn opgenomen, wordt het fictieve genietingsmoment vervroegd naar 1 november 2021. Zo worden bestaande levensloopregelingen voor het einde van 2021 afgerond. De instelling waar het levenslooptegoed is ondergebracht, is inhoudingsplichtig.
Wanneer een werknemer (een deel van) het tegoed opneemt vóór 1 november 2021, dan verandert voor die opname niets. De (ex-)werkgever blijft dan inhoudingsplichtig voor de loonheffingen.
Meer informatie over deze wijziging leest u in de 3e uitgave van de Nieuwsbrief Loonheffingen 2021.
Voor auto’s zonder CO₂-uitstoot met een datum 1e toelating op of na 1 januari 2021, geldt een verlaagde bijtelling van 12% (22% -10%).
De korting van 10% mag u gebruiken tot een cataloguswaarde van € 40.000. Boven € 40.000 is de bijtelling 22%. Het bedrag van de verlaging is maximaal € 4.000.
Voor waterstofauto’s mag u de korting van 10% toepassen over de volledige cataloguswaarde.
Vanaf 1 januari 2021 geldt dit ook voor zonnecelauto’s. Dit zijn elektrische auto’s met geïntegreerde zonnepanelen die voldoen aan de volgende voorwaarden:
Hieronder vindt u 2 rekenvoorbeelden.
Voorbeeld 1
De werknemer krijgt een zonnecelauto ter beschikking. De datum 1e toelating is 1 februari 2021.
De grondslag voor de bijtelling is € 85.000. Het loontijdvak van de werknemer is een maand.
Hij betaalt elke maand een eigen bijdrage van € 200.De bijtelling per maand is € 650.
€ 85.000 x 12%: 12 = € 850
minus eigen bijdrage € 200
bijtelling € 650
Voorbeeld 2
De werknemer krijgt een elektrische auto (geen zonnecelauto) ter beschikking. De datum 1e toelating is 1 februari 2021. De grondslag voor de bijtelling is € 85.000. Het loontijdvak van de werknemer is een maand. Hij betaalt elke maand een eigen bijdrage voor privégebruik van € 200.De bijtelling per maand is € 1.025.
(€ 40.000 x 12%): 12 = € 400
(€ 45.000 x 22%): 12 = € 825
totaal € 1.225
minus eigen bijdrage € 200
bijtelling € 1.025
De redactie heeft deze gegevens verwerkt in het overzicht en tabel ‘Bijtellingspercentages privégebruik auto 2011-2026’.
Bron: Nieuwsbrief Loonheffingen 2021
Bijtellingspercentages voor privégebruik auto 2011-2026
Bijtelling auto en zakelijke kilometers einde contract
3e ‘Nieuwsbrief Loonheffingen 2021’ gepubliceerd